ECLI:NL:GHAMS:2020:1619

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
23-002216-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2019. De verdachte, geboren op 7 april 2003, werd beschuldigd van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van een tas en schoenen van twee slachtoffers, waarbij geweld werd gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de slachtoffers op 16 juni 2018 in Amsterdam hebben omringd, bedreigd en gedwongen om mee te lopen naar een box, waar zij werden mishandeld en van hun bezittingen beroofd. De verdachte werd ook beschuldigd van het mishandelen van zijn vader op 1 februari 2019. Het hof heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele tegenstrijdigheden. Het hof heeft de verdachte voor de feiten 1, 2 en 4 schuldig bevonden, maar verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging voor feit 3. De verdachte werd veroordeeld tot 160 dagen jeugddetentie, waarvan 107 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en schoolgang. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en de noodzaak van hulp voor de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002216-19
Datum uitspraak: 12 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-684375-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 2003,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of - een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend - bij en/of om voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn gaan lopen en/of staan en/of voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben ingesloten en/of omsingeld en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en/of lichaam en/of polsen en/of voornoemde [slachtoffer 2] bij diens kleding en/of lichaam en/of nek en/of arm heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of - tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat als hij iets verkeerd zou doen, hij geslagen zou worden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft/hebben geuit en/of - de/een hand(en) voor de ogen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen naar en/of in een box en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een box heeft/hebben ingeduwd en/of ingetrokken en/of ingetrapt en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij op een bank moest(en) gaan zitten en/of - het licht in voornoemde box eenmaal of meermalen heeft/hebben uitgedaan en/of - de deur van de voornoemde box heeft/hebben dichtgedaan en/of op slot gedaan en/of gesloten gehouden en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen tegen het gezicht en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of - eenmaal of meer mes(sen), in elk geval (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of - met een brandende aansteker het lemmet van een mes heeft/hebben verwarmd en/of - tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij zou(den) worden gestoken en/of dat er iemand gestoken zou gaan worden en/of wie er het eerste gestoken wilde worden, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking heeft/hebben geuit en/of - met voornoemde (verwarmde/hete) mes eenmaal of meermalen heeft/hebben gestoken en/of gesneden in de richting van en/of tegen het lichaam en/of tegen de kleding van voornoemde [slachtoffer 2] en/of - (met kracht) de schoenen van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben uitgetrokken en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) aan voornoemde tas (welke doordie [slachtoffer 1] werd vastgehouden) heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of - (met kracht) voornoemde tas (met inhoud) uit de hand(en) en/of van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en/of gerukt en/of - tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat hij/zij niets mocht(en) zeggen en anders zou(den) worden gestoken en/of geslagen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft/hebben geuit;
2.
hij op of omstreeks 16 juni 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte en/of (een of meer) van zijn mededader(s) - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gevraagd met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen en/of - eenmaal of meermalen (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en/of lichaam en/of polsen en/of voornoemde [slachtoffer 2] bij diens kleding en/of lichaam en/of nek en/of arm vastgepakt en/of vastgehouden en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gedwongen met hem, verdachte en/of zijn mededader(s) mee te lopen naar en/of in een box en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een box ingeduwd en/of ingetrokken en/of ingetrapt en/of - voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat hij/zij op een bank moest(en) gaan zitten en/of - de deur van de voornoemde box dichtgedaan en/of op slot gedaan en/of gesloten gehouden, in elk geval voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] op voormelde wijze heeft/hebben belet te gaan en/of te staan waar hij/zij wilde(n);
4.
hij op of omstreeks 01 februari 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [slachtoffer 3], heeft mishandeld door (met kracht) te stompen en/of te slaan tegen de (rechter)(onder)arm, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het hof zal het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging, nu het hoger beroep zich blijkens de voordracht van de advocaat-generaal, enkel richt tegen de vrijspraken ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4.

Partiële vrijspraak feit 1 ten aanzien van het mes

Naar het oordeel van het hof kan op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat sprake is van het aanwezig hebben en hanteren van een mes door de verdachte dan wel door een van zijn medeverdachten, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd ten aanzien van het gebruiken van geweld door middel van een mes. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 1] en
- een paar schoenen toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders opzettelijk gewelddadig en dreigend
- bij en om voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gaan lopen en staan en voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben ingesloten en omsingeld en
- voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en polsen, en voornoemde [slachtoffer 2] bij diens nek en arm hebben vastgepakt en vastgehouden en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] hebben gezegd dat als hij iets verkeerd zou doen, hij geslagen zou worden, en
- handen voor de ogen van voornoemde [slachtoffer 1] hebben gehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen met hem, verdachte, en zijn mededaders mee te lopen naar een box en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een box hebben ingeduwd of ingetrokken en
- het licht in voornoemde box hebben uitgedaan en
- de deur van de voornoemde box hebben dichtgedaan en op slot gedaan en gesloten gehouden en
- meermalen hebben geschopt en getrapt en gestompt en geslagen tegen het gezicht en tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- de schoenen van voornoemde [slachtoffer 2] hebben uitgetrokken en
- aan voornoemde tas hebben getrokken en
- voornoemde tas met inhoud van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] hebben getrokken;
2.
hij op 16 juni 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders
- voornoemde [slachtoffer 1] bij diens kleding en polsen, en voornoemde [slachtoffer 2] bij diens nek en arm vastgepakt en vastgehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedwongen met hem, verdachte, en zijn mededaders mee te lopen naar en in een box en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een box ingeduwd of ingetrokken en
- de deur van de voornoemde box dichtgedaan en op slot gedaan en gesloten gehouden;
4.
hij op 1 februari 2019 te Amsterdam, zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, genaamd [slachtoffer 3], heeft mishandeld door te slaan tegen de rechteronderarm.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die zakelijk weergegeven in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.

Feiten 1 en 2

1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018123462-1 van 20 juni 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pag. C00011-C00014.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 1]:
Op zaterdag 16 juni 2018 tussen 13.30 uur en 15.00 uur is het volgende gebeurd. Ik was onderweg naar mijn neef [slachtoffer 2] van 15 jaar. Ik liep in de richting van de Jan van Galenstraat te Amsterdam. Daar zag ik mijn neef staan die omringd was door ongeveer acht andere jongens. Van die groep kende ik [medeverdachte 1] die ongeveer 15 jaar is en [medeverdachte 2] die ongeveer 14 jaar is. Ik stond op ongeveer tien meter afstand. Ik zag dat mijn neef [slachtoffer 2] probeerde weg te lopen maar dat ging niet omdat hij door iemand uit die groep werd vastgehouden. Ik liep nog steeds richting de groep en ik zei tegen [slachtoffer 2] dat hij mee moest komen. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] tegen mij zei dat het goed was en ik zag hem mijn kant op lopen. Ik was toen op ongeveer twee meter afstand. [slachtoffer 2] werd echter tegen gehouden door één iemand uit die groep. Ik liep verder naar de groep toe en toen werd ik ook door de groep tegen gehouden en met name door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] pakte met zijn beide handen allebei mijn polsen. Ik hoorde dat [medeverdachte 2] zei dat als ik iets verkeerd zou doen, wij allebei geslagen zouden worden. Ook werd ik vanachter in mijn kraag van mijn jas vastgepakt door iemand uit de groep. [medeverdachte 1] zei dat wij mee moesten lopen naar de box. Ik wilde dat niet maar werd gedwongen vanwege de situatie. [slachtoffer 2] en ik moesten dus meelopen en we liepen verder over het trottoir richting de Jan van Galenstraat. [medeverdachte 1] woont daar. Er werd door iemand uit de groep bij mij een hand voor mijn ogen gehouden. Ik kon zien dat [medeverdachte 1] uit zijn broekzak sleutels haalde en met die sleutels een voordeur open deed. Ik zag een trap omhoog aan de linker kant en rechts een klein trappetje naar beneden. [slachtoffer 2] en ik werden naar beneden geduwd en moesten doorlopen. Ik zag dat [medeverdachte 1] een boxdeur opende met een sleutel. [slachtoffer 2] en ik werden naar binnen geduwd. Ik zag dat er een paar fietsen stonden en een scooter die uit elkaar gehaald was. Ongeveer vier a vijf jongens gingen mee de box in. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gingen in ieder geval mee naar binnen de box in. Iemand deed het licht in de box uit. De deur werd op slot gedaan met de sleutel. Ik dacht dat het [medeverdachte 1] was die de boxdeur afsloot. [slachtoffer 2] en ik konden dus gewoonweg niet weg, ook al zouden we het proberen. Ik zag dat er in de box aan de linkerkant een leren bank stond en [slachtoffer 2] en ik moesten daar gaan zitten van [medeverdachte 2]. Ik zat aan de rechterkant, [medeverdachte 2] links naast mij en links naast [medeverdachte 2] zat [slachtoffer 2]. Plotseling kreeg ik een stoot van [medeverdachte 2] tegen de linkerkant van mijn hoofd. Ik voelde meteen pijn door die klap. Hierna ben ik ongeveer 2 minuten non stop geslagen. In die twee minuten ben ik meerdere malen geslagen door [medeverdachte 2] en door [medeverdachte 1]. Dat waren vuistslagen naar mijn hoofd. Ook ben ik getrapt in mijn rug en buik. Wie die trappen gegeven hebben, heb ik niet kunnen zien. Tijdens het trappen en slaan trok steeds iemand aan mijn zwart geblokte Louis Vuitton schoudertasje. Dit tasje was geen echte Louis Vuitton. Op een gegeven moment merkte ik dat ik het tasje niet meer had. Toen ze stopten met slaan bij mij werd er gezegd dat het nu de beurt was van [slachtoffer 2]. Ik zag dat in ieder geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], [slachtoffer 2] sloegen en trapten. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met hun vuisten op [slachtoffer 2] in sloegen. Ik denk dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], [slachtoffer 2] ongeveer één minuut lang sloegen. Ik hoorde iedereen schreeuwen en gillen. Nadat ze met [slachtoffer 2] klaar waren deed iemand het licht in de box weer aan. Ik werd toen weer geslagen en getrapt. Door wie precies weet ik niet maar ik zag wel de handen van [medeverdachte 2] bij mij in de buurt. Ook tijdens deze trappen en slagen voelde ik overal op mijn lichaam pijn. Ik werd overal geraakt en onder andere op mijn hoofd.
Ik hoorde dat [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer 2] zei dat [slachtoffer 2] zijn schoenen moest uit doen. Ik zag dat iemand die schoenen van [slachtoffer 2]'s voeten trok. De schoenen die van [slachtoffer 2] gestolen werden waren zwarte Philip Plein schoenen. Toen ik weg mocht en naar buiten liep ging ik over de Admiraal de Ruyterweg in de richting van de Roelantstraat. Mijn Louis Vuitton tas was toen weg. Door het slaan en trappen heb ik nu een dik en blauw rechteroog. Ook heb ik pijn bij mijn stuitje. De klappen en trappen deden mij behoorlijk pijn. Ik had ook een bloedend wondje op mijn hoofd gehad en een paar bulten op mijn hoofd. Ik kan lastig slapen vanwege de pijn. Toen ik in de box werd vastgehouden kon ik niet meer doen wat ik wilde. Ik kon en mocht niet weg van de groep. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018123462-6 van 21 juni 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pag. C00022-C00026.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 2]:
Ik ben op zaterdag 16 juni 2018 om ongeveer 13.30 uur van mijn huis weggegaan en was onderweg naar mijn neef [slachtoffer 1]. Toen ik uit de tram stapte, zag ik daar de mij bekende [medeverdachte 1] staan. Ik liep gewoon door omdat ik geen contact wilde. Op de hoek van de Rijpstraat en de Admiraal de Ruyterweg kwam ik een Marokkaanse jongen tegen die [naam 1] genoemd wordt. [naam 1] zei dat ik mee moest lopen en pakte mij met zijn rechterhand vast bij de schouder van mijn jas. [naam 1] zei dat ik moest wachten. [naam 1] was aan het bellen met [medeverdachte 2]. Ik wist dat het [medeverdachte 2] was omdat de telefoon op de luidspreker stond en ik de stem van [medeverdachte 2] herkende. Ik hoorde dat [medeverdachte 2] zei dat [naam 1] mij vast moest houden. Het duurde kennelijk te lang en [naam 1] liet mij los. Ik liep toen verder over de Roelantstraat naar de Erasmusgracht. Daar zag ik vanuit het Erasmuspark [medeverdachte 2] aan komen lopen samen met vijf jongens. Dit waren vier Marokkaanse jongens en één Turkse jongen. Deze jongens waren:
- [medeverdachte 3] (fonetisch), dit was die Turkse jongen;
- [medeverdachte 4], ik weet niet precies of het zo goed gespeld is, hij is pas verhuisd naar Utrecht;
Er waren nog twee andere jongens bij maar daar weet ik de namen niet van.
Ik hoorde dat [medeverdachte 2] mij riep en ik zag dat de groep naar mij toe kwam lopen. Ik wilde weglopen maar werd toen tegengehouden door een van die twee onbekende Marokkaanse jongens uit dat groepje. Ik zag toen ook dat mijn neef [slachtoffer 1] in mijn richting aan kwam lopen. Ook was op dit moment [medeverdachte 2] aan het bellen met [medeverdachte 1]. Ook nu stond de telefoon op luidspreker en ik herkende de stem van [medeverdachte 1]. Ik zag [slachtoffer 1] aan komen lopen. Ik zag ook dat [verdachte] achter [slachtoffer 1] aan liep. Ik zag dat [verdachte], [slachtoffer 1] vastpakte en mee trok naar ons toe. Ik hoorde [medeverdachte 2] tegen de groep zeggen dat ze mij vast moesten houden. Ik werd door een van die twee onbekende Marokkaanse jongens vastgehouden bij mijn linker arm. Ik werd door [medeverdachte 4] om mijn nek vastgepakt en er werd door de hele groep gezegd dat ik mee moest naar de box. [medeverdachte 4] trok mij mee richting de Admiraal de Ruyterweg en ik hoorde [slachtoffer 1] ook onderweg, dus hij werd kennelijk ook meegenomen. Wij werden meegenomen naar de plek waar ik eerder [medeverdachte 1] voor de deur zag toen ik net uit de tram gestapt was.
Wie daar de deur open heeft gedaan weet ik niet. Ik zag dezelfde sleutels bij [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], en een van de onbekende Marokkaanse jongens. Op dit moment werd ik vanachter geduwd door de groep en van voren naar binnen getrokken door [medeverdachte 1]. Ik werd het trappetje af geduwd en moest iets naar links en stond voor een boxdeur. [medeverdachte 1] deed met die ouderwetse sleutel de boxdeur open. Ik voelde een trap in mijn rug en werd daardoor naar binnen de box in gedreven. Ik wil nog even zeggen dat ik niet mee wilde en al helemaal niet de box in. Ik moest wel want ik had acht man achter mij. Op dat moment kon ik niet meer doen wat ik wilde. Ik zag dat er in de box scooteronderdelen lagen en een bank met kussens stond. Deze bank stond schuin rechts voor je vanaf de boxdeur. Ik moest van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de bank gaan zitten wat ik ook deed. Ik zat helemaal aan de linkerkant van de bank, rechts naast mij zat [medeverdachte 2] en rechts van [medeverdachte 2] zat [slachtoffer 1]. Ik hoorde [medeverdachte 2] zeggen dat wij niet mee wilden werken en ik hoorde ook dat [medeverdachte 2] zei dat het licht uit moest. Daarna hoorde ik [medeverdachte 2] zeggen: "Geef hem, geef hem". Hierna deed iemand het licht uit en werd [slachtoffer 1] geslagen. [verdachte] zat op zijn telefoon en dat gaf een beetje licht. Ik kon nog net zien dat de hele groep [slachtoffer 1] sloeg en trapte.
Ik zag ook dat [slachtoffer 1] met zijn armen zijn hoofd beschermde en dat [medeverdachte 2], [slachtoffer 1] met zijn vuisten in zijn maag sloeg. Ook zag ik dat [medeverdachte 1], [slachtoffer 1] vol in zijn gezicht aan het slaan was. Ook ik werd geslagen en getrapt door onbekende jongens. Deze jongens die mij sloegen waren niet in de groep die [slachtoffer 1] en mij mee had genomen. Kennelijk wisten deze nieuwe jongens dat er iets aan de hand was. Ik werd in mijn gezicht en verder overal op mijn lichaam geraakt door de slagen en trappen. Ik denk dat dit slaan en trappen ongeveer tien minuten duurde. Dat is dus best lang. Ik had het idee alsof het nooit stopte. Op een gegeven moment hield het trappen en slaan op. Door een onbekende jongen werd het licht in de box weer aangedaan. Ik zag dat de boxdeur dichtgehouden werd door de jongen die het licht aan had gedaan. Ik kon op dat moment niet wegkomen omdat de boxdeur dicht gehouden werd en de hele groep er nog was. Wegkomen was mij nooit gelukt. Ik wilde wel weg natuurlijk.
[medeverdachte 2] vroeg of [slachtoffer 1] er van geleerd had. Ik zag dat [slachtoffer 1] bezig was zijn tranen weg te vegen. Hierna ging het licht in de box weer uit en werd ik weer geslagen door [medeverdachte 1], [slachtoffer 3], [medeverdachte 2], [medeverdachte 4], ene [medeverdachte 5] en een jongen die ik ken als [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] kwam later aan. Ook heb ik gezien dat [naam 1], [slachtoffer 1] heeft getrapt. Door deze trappen en slagen voelde ik weer pijn overal op mijn lichaam onder andere in mijn gezicht. Mijn beide ogen deden pijn en de zijkanten van mijn hoofd ook. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] en [slachtoffer 3] tegen [slachtoffer 1] en mij zeiden dat we onze schoenen uit moesten trekken. [slachtoffer 3] kwam naar mij toe en trok toen met geweld mijn zwarte Philip Plein schoenen uit. Ik spartelde tegen want ik wilde dat niet.
[medeverdachte 2] zei tegen mij dat ik weg mocht gaan. Ik stond op en werd meegetrokken door [medeverdachte 1] naar buiten. Ik liep terug naar de Erasmusgracht en na ongeveer 5 a 10 minuten zag ik [slachtoffer 1] lopen. [slachtoffer 1] vertelde dat zijn Louis Vuitton tasje van hem was afgepakt. Ik had eerder gezien dat [slachtoffer 1] een zwartgrijs Louis Vuitton tasje bij zich had en dat hij dat nu niet meer bij zich had. Ik voel nog wel pijn bij mijn linker oog, linker slaap en achter mijn linker oor. Ook mijn nek doet pijn. Ik zal nog wel langs de GGD arts gaan en mijn letsel laten omschrijven door die arts. Toen ik in de box was, kon ik niet meer gaan en staan waar ik wilde. Ik werd tegen gehouden en vastgehouden door de groep. Ook al zou ik willen, het zou mij niet gelukt zijn.
3. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018123462-20 van 6 september 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. C00027-C00034.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als vraag van voornoemde opsporingsambtenaren en als verklaring van
[slachtoffer 2]:
Ik ken [slachtoffer 3] van de basisschool. Wij zaten in dezelfde klas. De rest ken ik van gezicht. Je kan stellen dat ik ze uit de buurt ken waar ik dus vroeger woonde.
Ik kan vertellen dat [medeverdachte 4] kwam aangelopen met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 4] heeft mij tijdens het lopen naar de box vastgehouden bij mijn bovenarm. Dit was pijnlijk doordat hij met kracht in mijn arm kneep. [medeverdachte 4] ging ook mee die kelderbox naar binnen. Hij heeft mij in die kelderbox ook mishandeld door mij te slaan met zijn vuisten op mijn gezicht en lichaam.
Ik wil je een aantal foto's laten zien. Hiervoor is toestemming gegeven door de officier van justitie [verbalisant 3]. Kan je mij vertellen of je deze personen kent, waar je ze van kent en of zij betrokken zijn geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld?
Ik kan u vertellen dat afbeelding 6 [slachtoffer 3] is.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018123462-25 van 7 september 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. C00051.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar:
Ik heb foto’s getoond van de criminele jeugdgroep [naam 2].
De aangever [slachtoffer 2] wees hierbij een aantal personen aan welke bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal met geweld betrokken was. Dit betrof de volgende verdachten:
(….) afbeelding 6: [verdachte] 7 april 2003..
5. Een geschrift, zijnde een letselverklaring van
[slachtoffer 1], d.d. 22 juni 2018, opgesteld door [naam 3], Forensische arts GGD Amsterdam, doorgenummerde pag. C00036-C00037.
Letselbeschrijving
Opgegeven toedracht: meneer vertelt dat ongeveer 8 jongens hem met geweld naar een berghok meenamen en hem daar in het donker dwongen op een bank te gaan zitten. Daar werd hij getrapt tegen zijn lichaam en geslagen tegen zijn hoofd gedurende een aantal minuten. Hij werd ook met een mes bedreigd.
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: Onder het rechter oog een horizontale zwelling met daarin centraal een blauw en gele verkleuring ovaal van 4 x 3 cm
Soort: bloeduitstorting
Past bij toedracht: Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door de onderzochte persoon aangegeven toedracht.
6. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 25 november 2019 en voortgezet op 5 februari 2020, opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 1]:
Bij de politie heb ik de waarheid verklaard. Alles wat ik daar heb gezegd klopt. Ik werd gedwongen om mee te lopen naar de kelderbox op 16 juni 2018.
Het klopt dat een Louis Vuitton neptasje van mij tijdens het incident in de kelderbox is weggenomen.
Ik ben geslagen.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 5 februari 2020, opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 2]:
Ik blijf bij mijn aangifte van 21 juni 2018. Het klopt dat ik in mijn aangifte onder andere [medeverdachte 2], [slachtoffer 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] herkende als personen die bij het incident aanwezig waren op 16 juni 2018 te Amsterdam. [slachtoffer 3] ken ik van de basisschool.
Ik was onderweg naar [slachtoffer 1], mijn neef. Daarna kwam ik [slachtoffer 3] en een andere jongen tegen. Er is meerdere malen tegen mij gezegd: loop mee. [medeverdachte 2] is mee naar de kelderbox gegaan. [slachtoffer 3] was er ook bij. Toen kwamen er nog meer mensen binnen en deed iemand het licht uit. Toen werd er meerdere malen op mij en [slachtoffer 1] ingeslagen. Nagenoeg iedereen sloeg. [medeverdachte 2] sloeg. [slachtoffer 3] sloeg ook. Dat heb ik gezien. Ik heb gezien wat er met [slachtoffer 1] gebeurde. Hij kreeg stoten en trappen naar zijn hoofd. Knietjes, alles wat je kan bedenken heeft hij gekregen. Ik heb vuisten naar mijn hoofd gehad. Af en toe trappen. Bij [slachtoffer 1] is zijn tas afgepakt. Bij mij zijn schoenen van het merk Philip Plein afgepakt. Ik heb de schoenen terug gekregen van [medeverdachte 1].
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige van 5 februari 2020, opgemaakt door mr. M.M.H.P. Houben, raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[medeverdachte 1]:
Mijn medeverdachten op 16 juni 2018 waren [medeverdachte 2], [medeverdachte 4] en [verdachte]. In de kelderbox met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren [medeverdachte 4], drie andere jongen uit de buurt, de twee medeverdachten [medeverdachte 2] en [slachtoffer 3], en ik. De jongens [slachtoffer 3], [medeverdachte 2], [naam 4] en [naam 5] liepen al met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de straat. De ruzie is pas begonnen in de kelderbox. Er is geweld in de kelderbox geweest. Er zijn klappen uitgedeeld. Toen werd het licht uitgedaan. Ik heb schoenen terug gebracht. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vonden het niet tof dat er spullen bij hun zijn afgepakt en dat ze klappen hebben gekregen.

Bespreking van een verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de feiten 1 en 2 bepleit dat de verklaringen van de aangevers onbetrouwbaar zijn nu zij veel tegenstrijdigheden bevatten. Aangever I. [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) verklaart bij de politie en later bij de raadsheer-commissaris verschillend over het moment waarop hij hem die dag voor het eerst gezien heeft. Aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft de verdachte niet gezien, terwijl hij wel weet wie de verdachte is en hij wel andere jongens herkent die erbij waren. Dat is heel opmerkelijk, temeer nu de verdachte volgens [slachtoffer 2] een prominente rol in het geheel krijgt toegedicht. Nu deze onbetrouwbare verklaringen niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, blijft er te weinig wettig en overtuigend bewijs over, waardoor de verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de raadsvrouw acht het hof de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die zij op 20 juni 2018 en 6 september 2018, respectievelijk op 21 juni 2018 en 6 september 2018 en vervolgens bij de raadsheer-commissaris op 25 november 2019 en 5 februari 2020 hebben afgelegd, betrouwbaar, nu zij op essentiële onderdelen consistent en duidelijk hebben verklaard. Dat ze zich niet alles meer kunnen herinneren en dat ze op ondergeschikte onderdelen niet exact hetzelfde hebben verklaard, maakt hun verklaringen niet ongeloofwaardig. Hierbij wordt ook in ogenschouw genomen dat de politieverhoren ruim anderhalf jaar vóór de verhoren door de raadsheer-commissaris hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt de verklaring van [slachtoffer 1] ondersteund door zijn letselverklaring en komt de verklaring van de mededader [medeverdachte 1], die hij bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, op essentiële onderdelen overeen met de verklaringen van [slachtoffer 2]. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd vindt het hof geen aanleiding (delen van) de verklaringen uit te sluiten van het bewijs. Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

Feit 4

9. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2019022293-1 van 1 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4], doorgenummerde pag. 13 t/m 15.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
[slachtoffer 3]:
Ik doe aangifte van mishandeling tegen mijn zoon [verdachte]. Vanmorgen kwam [verdachte] op mij aflopen en ik had direct door dat hij erg agressief was. Terwijl hij op mij afliep had hij zijn beide handen in een vuist en ik zag dat hij met een van zijn beide handen uithaalde richting mijn gezicht. Om de klap af te weren hield ik mijn armen voor mijn gezicht en toen voelde ik dat hij mijn rechteronderarm raakte. Ik voelde een lichte pijn aan mijn onderarm en zag dat deze rood was.
10. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2019022293-3 van 1 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 6], doorgenummerde pag. 3 en 4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van
voornoemde verbalisanten:
Op 1 februari 2019 kregen wij, verbalisanten, de opdracht te gaan naar de [adres]. Wij werden aangesproken door de melder [slachtoffer 3]. Hij verklaarde het volgende: mijn zoon [verdachte] heeft mij net geslagen. Wij, verbalisanten, zagen krassen op de rechteronderarm van [slachtoffer 3].

Bespreking van een verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van feit 4 bepleit dat de verdachte een andere lezing geeft van het gebeuren, inhoudende dat zijn vader hem vasthield en hij zich enkel heeft losgetrokken waardoor letsel is ontstaan aan de arm van zijn vader. Het stompen en slaan door de verdachte kan niet bewezen worden verklaard en derhalve dient hij van dit feit te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3], die hij direct na het gebeuren heeft afgelegd tegenover de verbalisanten, aansluit bij het door hem opgelopen en door de verbalisanten geconstateerde letsel. Het hof twijfelt dan ook niet aan de betrouwbaarheid van zijn daarop volgende aangifte en acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde integraal vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 160 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden dagbesteding in de vorm van school en/of stage, meewerken aan de begeleiding van een coach van Unalzorg en een contactverbod voor de duur van drie maanden met de slachtoffers en de mededaders, met meldplicht en toezicht en begeleiding door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS Jb&Jr).
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat niets naar voren gebracht, nu zij voor de nog aan de orde zijnde feiten 1, 2 en 4 vrijspraak heeft bepleit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals dat onder de feiten 1 en 2 is bewezen verklaard. Dit zijn zeer ernstige feiten. De zeer jonge slachtoffers werden vastgepakt, gedwongen mee te lopen naar een kelderbox, zijn daar naar binnen geduwd en binnen gehouden terwijl zij in het donker werden mishandeld en van hun spullen beroofd. Dat moet op hen een enorme indruk hebben gemaakt en zij moeten zich heel angstig hebben gevoeld. Dat de slachtoffers ook na het bewezen verklaarde nog heel bang waren, blijkt uit de verklaringen van hun familieleden. De verdachte en zijn mededaders hebben er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de persoonlijke vrijheid, de eigendommen en de lichamelijke integriteit van andere mensen. Ook uit de onder 4 bewezen verklaarde mishandeling blijkt van onvoldoende respect voor (de lichamelijke integriteit van) zijn vader. Dat is heel zorgelijk, zeker bij een zo jonge jongen als de verdachte.
Ten nadele van de verdachte houdt het hof rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 februari 2020, waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van een misdrijf met een geweldscomponent onherroepelijk is veroordeeld.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof, in aanvulling op de stukken die reeds in eerste aanleg in het dossier waren opgenomen, kennis genomen van het de verdachte betreffende rapport overtreding bijzondere voorwaarden van de WSS Jb&Jr van 21 februari 2020 – behorende bij een andere strafzaak met parketnummer 13-241557-19, opgemaakt door de gezinsmanager [naam 6] (hierna: [naam 6]).
Hieruit volgt dat de verdachte structureel niet op school verschijnt en veel lesuren heeft verzuimd. Het lukt zijn vader niet om hem naar school te krijgen. In het gezin is sprake van ruzie en spanningen, voornamelijk tussen de verdachte en zijn vader en vooral te wijten aan het zelfbepalende gedrag van de verdachte. De ouders hebben weinig zicht op wat de verdachte buitenshuis doet. Unalzorg is betrokken bij het gezin vanuit een vrijwillig kader. De ouders willen ook geen andere hulpverlening.
Tevens heeft het hof acht geslagen op hetgeen door [naam 7] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), en door [naam 6] namens de WSS Jb&Jr, op de terechtzitting van 27 februari naar voren is gebracht.
Deskundige [naam 6] heeft naar voren gebracht dat het, zoals eveneens beschreven in voornoemd rapport, niet zo goed gaat met de verdachte. Hij vertoont zelfbepalend gedrag en hij is in september 2019 aangemeld bij de Top400. Hij verzuimt veel op school en hij heeft al verschillende stageplekken gehad, maar hij is steeds voortijdig gestopt omdat hij het niet leuk vond. Hij heeft nu uiteindelijk een stageplek gevonden bij een hotel waar hij het naar zijn zin heeft. Hij moet wel heel veel uren inhalen om te slagen dit jaar en de vraag is of dat gaat lukken. Er vinden veel gesprekken plaats met de verdachte op school, nu dit bij hem thuis niet zo goed ging. De leerplichtambtenaar is daarbij ook betrokken. Er zijn veel spanningen binnen het gezin en er is sprake van huiselijk geweld. De ouders schieten tekort in hun opvoedingsvaardigheden. Er is nu hulp van een coach van Unalzorg.
Deskundige [naam 7] heeft naar voren gebracht dat het inderdaad niet goed gaat met de verdachte, ook niet binnen het gezin, en er om die reden momenteel een raadsonderzoek loopt dat zich richt op het hele gezin. Het is niet bekend wanneer dat onderzoek zal worden afgerond. De resultaten daarvan zijn van belang voor de te bepalen hulpverlening voor de verdachte. De vraag is of de hulp die hij nu krijgt, toereikend is voor hem. Het advies van de Raad luidt bij strafoplegging een deels voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren met als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden meewerken aan begeleiding door een coach van Unalzorg, school en/of stage volgens rooster met toezicht en begeleiding door WSS Jb&Jr. De Raad adviseert om daarnaast geen werkstraf op te leggen, nu de kans op overvraging van de verdachte dan groot wordt in verband met zijn heel laag, vermoedelijk zwakbegaafd, IQ.
De ouders van de verdachte hebben ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven open te staan voor hulpverlening, zolang de hulp maar overzichtelijk is. In het verleden is veel druk op hen gezet door de hulpverlening en was het een komen en gaan van instanties. Dat willen ze niet meer. Het gaat wel beter thuis met hun zoon, maar extra hulp is welkom.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke delicten plegen te worden opgelegd in jeugdzaken. Tegen die achtergrond en toegespitst op deze verdachte zou oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf zeker in de rede liggen. Gelet echter op de adviezen van de deskundigen, de zeer jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het begaan van de delicten en zijn lage IQ, ziet het hof aanleiding om daarvan af te wijken en het leeuwendeel van de op te leggen jeugddetentie in voorwaardelijke vorm op te leggen, opdat de verdachte niet opnieuw gedetineerd raakt. Dit strafdeel kan er tevens toe dienen de verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst verre moet houden van het plegen van strafbare feiten.
Het hof stelt vast dat er overeenstemming bestaat tussen de deskundigen en partijen dat hulp voor de verdachte noodzakelijk is. Het hof acht het van groot belang dat de begeleiding die de verdachte reeds krijgt, de komende tijd wordt voortgezet om zijn leven op orde te krijgen. Daarom zal het hof bij dit voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden stellen conform het advies van de Raad en gevorderd door de advocaat-generaal.
Voor handhaving van het contactverbod, zoals eveneens gevorderd door de advocaat-generaal, ziet het hof onvoldoende grond.
Het hof zal eveneens de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De onder 1 en 2 bewezen verklaarde misdrijven zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het feit dat de verdachte meerdere ernstige, gewelddadige feiten heeft gepleegd op zeer jonge leeftijd, en hij op meerdere leefgebieden nog hulp en begeleiding nodig heeft, moet er ook nu nog ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan, zodat het essentieel is dat de bijzondere voorwaarden zonder onderbreking blijven doorlopen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 282, 300, 304 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 5 december 2017 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft de toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
160 (honderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
107 (honderdzeven) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende een door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang als deze instelling dat noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde naar school en/of stage gaat volgens het rooster.
Stelt als bijzondere voorwaardedat de veroordeelde meewerkt aan de begeleiding van een coach van Unalzorg, dan wel een soortgelijke instelling.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 5 december 2017, parketnummer 13-133023-17, te weten van: een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
12 (twaalf) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 maart 2020.
Mr. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]