ECLI:NL:GHAMS:2020:161
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor seksuele handelingen met minderjarige
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van seksuele handelingen met een minderjarige, waarbij de tenlastelegging onder andere inhield dat de verdachte haar vinger(s) in de vagina en anus van het slachtoffer had gebracht, en dat er sprake was van ontucht met een minderjarig pleegkind. De zaak werd behandeld na eerdere zittingen op 22 oktober 2018 en 14 januari 2020. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster, die op verschillende momenten haar verhaal had gedaan, kritisch beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waardoor het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar het hof sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en bepaalde dat de kosten door beide partijen zelf gedragen moesten worden.