Op 8 juni 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 7 december 2018 was gewezen. De zaak betreft een poging tot woninginbraak, waarbij de verdachte, geboren in Joegoslavië in 1965, samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging en de motivering daarvan. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof heeft deze straf aangepast naar drie maanden, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook de recidive van de verdachte meegewogen, aangezien zij eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De verdachte heeft met haar handelen inbreuk gemaakt op de veilige omgeving van de woning en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij de bewoners. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met het feit dat het om een poging woninginbraak gaat. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 34 dagen gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof.