ECLI:NL:GHAMS:2020:1556

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
23-000882-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake witwassen van horloges, diamanten en geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2019. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en veroordeeld tot een taakstraf voor het onder 2 ten laste gelegde. Het hoger beroep was beperkt tot de veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde, dat betrekking had op witwassen van horloges, diamanten en geldbedragen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, omdat hij voorwerpen en geldbedragen voorhanden had waarvan hij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf. De verdachte had geen concrete en verifieerbare verklaring voor de herkomst van de voorwerpen en het geld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Tevens zijn de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De procedure heeft langer geduurd dan de redelijke termijn, maar dit heeft het hof niet tot een lagere straf geleid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000882-19
datum uitspraak: 8 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-665311-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van en ontvankelijkheid in het hoger beroep

De verdachte is bij voormeld vonnis vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Ter zake van het onder 2 ten laste gelegde is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf.
Namens de verdachte is tegen dat vonnis beperkt hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde. Derhalve is het hoger beroep beperkt tot het onder 2 ten laste gelegde. Het door het Openbaar Ministerie onbeperkt ingestelde hoger beroep tegen voormeld vonnis is op 29 maart 2019 ingetrokken.
Het hof gaat voor wat betreft het onder 2 ten laste gelegde uit van een impliciet cumulatieve tenlastelegging met betrekking tot het witwassen van de genoemde horloges, diamanten en geldbedragen. Ter zake van het onder 2, vierde gedachtestreepje ten laste gelegde horloge (Technomarine) is de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal op grond van het bovenstaande de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze partiële vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd - voor zover nog aan de orde - dat:
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2016 tot en met 1 juni 2016, te Ede en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- een horloge (merk/type: Rolex/Yacht-Master) (goednummer: 5196754) en/of
- een horloge (merk: Cartier) (goednummer: 5196817) en/of
- een horloge (merk: Chopard) (goednummer: 5196810) en/of
- een diamant (registratienummer R1D82274) (goednummer: 5196821) en/of
- een diamant (registratienummer R1D82273) (goednummer 5196826) en/of
- 27 diamanten van verschillende formaten (goednummer: 5196783) en/of
verworven en/of omgezet en/of voorhanden gehad
en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal 14x100 euro (goednummer: 5196793) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal 50x500 euro (goednummer: 5196792) en/of
- één of meer geldbedrag(en) van in totaal 7x200 Zwitserse Franken (ongeveer 1189,- euro) (goednummer: 5196795),
verworven en/of voorhanden gehad,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat voornoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde omdat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de legale herkomst van de aangetroffen horloges, diamanten en het geldbedrag van € 25.000,00, zoals hieronder bij de bespreking van het verweer is weergegeven. Het Openbaar Ministerie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van dit feit.
Het hof overweegt als volgt.
Naar bestendige jurisprudentie kan in een geval als het onderhavige, waarin geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit brondelicten, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte aldus geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve legale herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige verklaring overblijft. Tegen deze achtergrond stelt het hof het volgende vast.
Vermoeden van witwassen
Op 1 juni 2016 zijn tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte de ten laste gelegde voorwerpen, waaronder het hof mede begrijpt de geldbedragen, aangetroffen. Deze voorwerpen vertegenwoordigen een substantiële waarde. Uit onderzoek naar het vermogen en inkomen van de verdachte en zijn vrouw is vervolgens gebleken dat beiden slechts inkomsten uit uitkeringen en toeslagen ontvangen. Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat sprake is van witwassen en dat derhalve van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de legale herkomst van de aangetroffen horloges, diamanten en geldbedragen.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft zich tijdens zijn verhoor bij de politie gevraagd naar de herkomst van voornoemde voorwerpen beroepen op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte voor het eerst een verklaring gegeven over de herkomst. De verdachte heeft verklaard dat hij het in de tenlastelegging genoemde Chopard horloge en de diamanten aan zijn zoon heeft gegeven ter gelegenheid van diens bruiloft. De hele familie zou hieraan hebben bijgedragen. Het Cartier en het Rolex horloge heeft de verdachte via marktplaats gekocht. Hiervan heeft de verdachte aankoopbewijzen overgelegd. Ten slotte behoorden de in de kluis van de verdachte aangetroffen geldbedragen toe aan de familie van zijn schoonzoon en was dit geld bedoeld om een bruiloft mee te bekostigen.
In de appelschriftuur van de verdediging van 20 maart 2019 is verzocht [getuige] als rechthebbende op het geldbedrag te horen. Deze getuige is op 7 januari 2020 bij de raadsheer-commissaris gehoord. [getuige] heeft verklaard dat het bedrag van € 25.000,00 was bedoeld ter financiering van de bruiloft van hem en de dochter van de verdachte. [getuige] heeft dit geld ongeveer 15 jaar geleden van de verzekering ontvangen in verband met het overlijden van zijn broer als gevolg van een verkeersongeval.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de horloges en diamanten heeft aangekocht met legaal geld afkomstig uit een aan hem en zijn echtgenote in 1999 door de gemeente verstrekte uitkering van
f40.000,00. Daarnaast heeft de verdachte het standpunt herhaald dat de aangetroffen € 25.000,00 aan [getuige] toebehoort en heeft de verdediging niet vertaalde Italiaanse stukken overgelegd waaruit de uitkering van dit bedrag aan [getuige] zou moeten blijken.
Ten aanzien van deze verklaringen van de verdachte overweegt het hof als volgt.
Met betrekking tot de horloges stelt het hof vast dat de in het dossier beschikbare aankoopbewijzen van deze horloges geen betrekking hebben op de aankoop van de horloges door de verdachte, maar aankoopbewijzen van de verkoper betreffen. Deze aankoopbewijzen zal het hof derhalve niet bij de beoordeling betrekking. Het gevolg hiervan is dat in het dossier geen bescheiden voorhanden zijn die de aankoop van deze horloges en de voor die horloges betaalde bedragen onderbouwen. Ook van de aankoop van de diamanten bevat het dossier geen stukken.
Gelet op het tijdverloop en bij gebreke van nadere stukken die een aankoop aantonen acht het hof niet aannemelijk dat het geld waarmee de aankoop van de horloges, in 2004/2005, en de diamanten zou zijn gedaan, afkomstig is uit een door de gemeente aan de verdachte in 1999 nog in guldens verstrekte uitkering. Op basis van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte niet een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de horloges en de diamanten die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand onwaarschijnlijk is. Het verweer wordt verworpen.
Wat betreft de € 25.000,00 stelt het hof vast dat de verdachte pas in 2019 ter terechtzitting in eerste aanleg met een verklaring over de herkomst daarvan is gekomen, zonder nadere onderbouwing. Na de behandeling in eerste aanleg is door de verdediging verzocht om het horen van de vermeende eigenaar van dit geldbedrag, [getuige]. Deze getuige heeft bij de raadsheer-commissaris bevestigd dat het geldbedrag hem toebehoort. Hij heeft daartoe echter geen stukken overgelegd die zijn verklaring kunnen onderbouwen. De verdachte heeft vervolgens ter terechtzitting in hoger beroep een aantal niet vertaalde Italiaanse stukken overgelegd. Uit deze stukken zou moeten blijken dat hetgeen de verdachte en [getuige] stellen ten aanzien van de eigendom van het geld, de waarheid is.
Het hof overweegt dat indien al uit de niet vertaalde stukken zou blijken dat [getuige] op enig moment een uitkering heeft ontvangen in verband met het overlijden van zijn broer, dit nog niet meebrengt dat daarmee het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag aan [getuige] toebehoort. Het hof is bij gebreke van een nadere onderbouwing, die ontbreekt, van oordeel dat de verdachte ook ten aanzien van dit geldbedrag geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven, zodat ook dit verweer wordt verworpen.
Nu de verdachte ten aanzien van de herkomst van de overige bij hem aangetroffen geldbedragen in het geheel geen verklaring heeft gegeven, komt het hof tot een bewezenverklaring van alle in feit 2 ten laste gelegde voorwerpen en geldbedragen, voor zover in hoger beroep aan de orde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. hij op 1 juni 2016, te Ede , zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft verdachte een horloge (merk/type: Rolex/Yacht-Master) en een horloge (merk: Cartier) en een horloge (merk: Chopard) en een diamant (registratienummer R1D82274) en een diamant (registratienummer R1D82273) en 27 diamanten van verschillende formaten en een geldbedrag van 14x100 euro en een geldbedrag van 50x500 euro en een geldbedrag van 7x200 Zwitserse Franken (in totaal ongeveer 1.189,- euro), voorhanden gehad, terwijl hij wist dat voornoemde voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van horloges, diamanten en geldbedragen. Aldus heeft de verdachte geprobeerd inkomsten uit misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft zich bij zijn handelen slechts laten leiden door financieel gewin.
Het hof heeft voor de bepaling van de straf aansluiting gezocht bij de LOVS oriëntatiepunten voor fraude. Hieruit volgt als uitgangspunt bij een bedrag tussen de € 10.000,00 en € 70.000,00 de oplegging van een gevangenisstraf van tussen de twee en vijf maanden dan wel van een taakstraf.
Het hof heeft voorts kennis genomen van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 mei 2020.
Wat betreft de redelijke termijn overweegt het hof dat in artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de op redelijk te beoordelen termijn aangevangen op 1 juni 2016, het moment van de doorzoeking van de woning van de verdachte. Het vonnis waarvan beroep werd gewezen op 27 februari 2019. Vervolgens is op 7 maart 2019 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 8 juni 2020 een arrest. De procedure als geheel heeft derhalve net iets langer dan vier jaar geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is deze periode overschreden met één week. Gezien deze geringe overschrijding, de strafsoort en de hoogte van de op te leggen straf volstaat het hof met louter de constatering dat artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag en bijkomende straf van verbeurdverklaring

Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Deze voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de draagkracht van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de voorwerpen met de nummers 1, 3 t/m 6 en 9, 10 en 17 t/m 19, zoals genummerd en nader omschreven op de als bijlage I aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het voorwerp met nummer 2, zoals genummerd en nader omschreven op de als bijlage I aan dit arrest aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Jurgens, mr. J.L. Bruinsma en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juni 2020.
=========================================================================
[…]