ECLI:NL:GHAMS:2020:155

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
23-003722-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van heling na onvoldoende bewijs van criminele herkomst van goederen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van heling van verschillende goederen, waaronder een zaagmachine, verwarmingsapparaat, buitenboordmotor, compressor, schuurmachine en modelauto's, die hij in de periode van 9 tot 21 mei 2017 zou hebben verworven. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 18 december 2019 en 3 januari 2020, heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden eiste. De raadsman van de verdachte pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte opzetheling had gepleegd. Het hof stelde vast dat niet kon worden vastgesteld hoe de verdachte de ten laste gelegde goederen had verkregen. Ondanks dat er aanwijzingen waren dat de verdachte mogelijk betrokken was bij de diefstal van de goederen, was er onvoldoende bewijs om wettig en overtuigend aan te tonen dat de verdachte wist dat de goederen door misdrijf waren verkregen. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten.

Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. Het hof bepaalde dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof van 17 januari 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003722-17
datum uitspraak: 17 januari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-118888-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 december 2019 en 3 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op een of meer tijdstippen gelegen) in of omstreeks de periode van 09 mei 2017 tot en met 21 mei 2017 te Den Helder, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten
- een zaagmachine ((Lint), Top Craft Tgs 1100 (procesverbaalnummer 2017096556)) en/of
- een verwarmingsapparaat ((Kanon), Einhell 171 Niro (procesverbaalnummer 2017096556) en/of
- een buitenboordmotor (Evinrude E5rhcic, kleur blauw, serienummer B004442 (procesverbaalnummer 2017100717)) en/of
- een compressor (procesverbaalnummer 2017100717) en/of
- een schuurmachine Bosch (kleur groen (procesverbaalnummer 2017100717)) en/of
- zes, althans een of meer modelauto's (procesverbaalnummer 2017102518) en/of
- een motor (Suzuki Gn 250, kleur rood, kenteken [kenteken] (procesverbaalnummer 2017102999)) en/of
- een typemachine (merk/type Remington Tenfifty (procesverbaalnummer 2017102999))
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Volgens de advocaat-generaal kan opzetheling wettig en overtuigend worden bewezen. Hij vordert dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat er mogelijk wel voldoende wettig bewijs aanwezig is maar de overtuiging ontbreekt dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan mede gelet op de ontkenning van het feit door de verdachte.
Het hof stelt voorop dat opzet-/schuldheling beoogt tegen te gaan dat iemand profiteert van het misdrijf van een ander, in het bijzonder van een goed dat door het misdrijf van
een anderis verkregen. Het gaat bij opzet-/schuldheling vervolgens om de kennis van de verdachte over de criminele herkomst van het goed
ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgenvan het goed.
Op grond van de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld hoe de verdachte de ten laste gelegde goederen heeft verkregen. Bovendien lijkt het dossier aanwijzingen te bevatten dat de verdachte zelf betrokken is geweest bij de diefstal van de goederen. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.158,27, bestaande uit immateriële en materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00, materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. A.P.M. van Rijn en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 januari 2020.
=========================================================================
[…]