ECLI:NL:GHAMS:2020:1510
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geldlening en verrekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een geldlening van € 20.000,00 heeft verstrekt aan de geïntimeerde, met wie hij een affectieve relatie heeft gehad. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van de appellant toegewezen tot een bedrag van € 16.000,00, maar de vordering van € 4.000,00 werd afgewezen op basis van een beroep op verrekening door de geïntimeerde. De geïntimeerde stelde dat zij onverschuldigd betalingen had gedaan aan de moeder van de appellant en dat zij dit bedrag mocht verrekenen met de schuld aan de appellant.
In hoger beroep heeft de appellant de afwijzing van de vordering van € 4.000,00 bestreden. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte het beroep op verrekening heeft gehonoreerd, omdat de geïntimeerde in appel niet is verschenen en geen bewijs heeft geleverd voor haar stellingen. Het hof concludeert dat de geïntimeerde geen recht heeft op verrekening en dat de vordering van de appellant tot € 4.000,00 alsnog moet worden toegewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het de afwijzing van de vordering betreft en veroordeelt de geïntimeerde tot betaling van het bedrag van € 4.000,00, vermeerderd met wettelijke rente.