In deze zaak gaat het om een geschil tussen Amcar Autoverhuur B.V. (hierna: Amcar) en Europa Service Fleet B.V. (hierna: ESF) over leaseovereenkomsten. Amcar is in hoger beroep gekomen tegen vonnissen van de kantonrechter in Amsterdam, die in eerdere procedures tussen partijen zijn gewezen. De kern van het geschil betreft de ontbinding van leaseovereenkomsten door ESF en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen van Amcar. De kantonrechter had vastgesteld dat Amcar tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen en had de vorderingen van ESF gedeeltelijk toegewezen.
Amcar had in 2014 leaseovereenkomsten gesloten met ESF voor de leasing van 23 auto's. Na een aantal betalingsachterstanden heeft ESF de overeenkomsten ontbonden en Amcar gesommeerd de auto's in te leveren en een bedrag van € 70.475,00 te betalen. Amcar heeft de ontbinding betwist en stelt dat de overeenkomsten als overeenkomsten van geldlening moeten worden gekwalificeerd, waarbij zij eigenaar van de auto's zou zijn geworden. Het hof heeft echter geoordeeld dat de overeenkomsten moeten worden gekwalificeerd als leaseovereenkomsten, waarbij ESF de juridische eigendom van de voertuigen behoudt.
Het hof heeft de grieven van Amcar verworpen en de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de leaseovereenkomsten voldoen aan de definitie van huur en dat de betalingsverplichtingen van Amcar voortvloeien uit de ontbinding van de overeenkomsten. Amcar is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.