ECLI:NL:GHAMS:2020:1505
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over loonvordering van werknemer met Indiase nationaliteit na beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door een werknemer met Indiase nationaliteit, die van zijn werk is weggestuurd vanwege het verlopen van zijn verblijfsvergunning. De werknemer vordert doorbetaling van zijn loon wegens ziekte, nadat hij een nieuwe verblijfs- en werkvergunning heeft verkregen. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de werknemer niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van ziekte verhinderd was om zijn arbeid te verrichten. De kantonrechter had eerder de loonvordering afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de werknemer recht had op loonbetaling na zijn ontslag. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de werknemer in de kosten van het geding wordt veroordeeld, omdat het instellen van de vorderingen zonder de nodige onderbouwing als kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht wordt aangemerkt. De vorderingen van de werknemer worden afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.