Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
[geïntimeerde](…)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft Hoad Holding B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vorderingen van Hoad zijn afgewezen. Hoad vorderde betaling van een bedrag van € 23.768,69 van [geïntimeerde], dat volgens Hoad was ontstaan uit onverschuldigde betaling. De kantonrechter oordeelde dat Hoad geen vordering uit onverschuldigde betaling op [geïntimeerde] had, omdat de betalingen door de Stichting Beheer Derdengelden Hoad aan Haeghe Consult waren gedaan en niet aan [geïntimeerde]. Hoad stelde dat er een samenwerkingsovereenkomst was en dat bij beëindiging van deze overeenkomst een vereffening diende plaats te vinden, maar het hof oordeelde dat Hoad deze stelling onvoldoende had onderbouwd.
Het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter dat Hoad geen vordering uit onverschuldigde betaling had kunnen overdragen aan Hoad, omdat de Stichting geen vordering op [geïntimeerde] had. Daarnaast werd ook de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking afgewezen, omdat Hoad niet kon aantonen dat [geïntimeerde] was verrijkt ten koste van Hoad. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Hoad in de kosten van het hoger beroep.