ECLI:NL:GHAMS:2020:1452

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
23-003000-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overdracht van een automatisch aanvalsgeweer en de gevolgen voor vuurwapengeweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van het overdragen van een automatisch aanvalsgeweer, wat heeft bijgedragen aan het toenemende vuurwapengeweld in Nederland. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben en overdragen van een aanvalsgeweer (merk Izhmash, model AKM, type Kalashnikov AK47) en bijbehorende munitie op 24 december 2018 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het wapen aan een medeverdachte heeft overgedragen, die het vervolgens aan een pseudokoopteam van de politie heeft verkocht. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep bekend dat hij het wapen heeft overgedragen, maar ontkende munitie te hebben meegeleverd. Het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk de beschikking had over de munitie en dat deze samen met het wapen is overgedragen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen, maar het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf verlaagd tot 14 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft benadrukt dat het handelen van de verdachte een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt en dat de verkoop van een dergelijk zwaar vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden en het in beslag genomen geldbedrag van € 745,00 moet aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003000-19
datum uitspraak: 2 juni 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-728201-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 24 december 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een of meer wapens en/of munitie van categorie II en/of III, te weten - een aanvalsgeweer (merk Izmash, model AKM, type Kalashnikov AK47, kaliber 7,62 x 39mm) en/of een patroonmagazijn en/of een of meer (achttien) patro(o)n(en) (kaliber 7,62 x 39mm) en/of een of meer (twaalf) (lichtspoor)patro(o)n(en) en/of zijnde (telkens) een of meer wapens en/of munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Op 24 december 2018 heeft de verdachte een aanvalsgeweer (Izhmash, model AKM, type Kalashnikov AK47) aan medeverdachte [medeverdachte] overgedragen. Niet lang daarna heeft [medeverdachte] op zijn beurt het wapen aan leden van een pseudokoopteam van de politie overgedragen. Het wapen zat toen in een vuilniszak, waarin zich tevens een vol magazijn met munitie, in de vorm van 18 patronen en 12 lichtspoorpatronen, bevond.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep de overdracht van het wapen aan [medeverdachte] bekend. Hij heeft evenwel verklaard dat hij geen munitie heeft meegeleverd. Zijn raadsvrouw heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de verdachte, bij gebreke van bewijs van het tegendeel, dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben dan wel overdragen van de munitie. Daarnaast heeft zij betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde medeplegen.
Het overweegt als volgt.
Op 24 december 2018, rond 14.20 uur, is een OVC-gesprek opgenomen dat [medeverdachte] met de verdachte heeft gevoerd in de auto van [medeverdachte]. De inhoud van het gesprek is als volgt. [medeverdachte]: ‘Had je hem al gevuld’. De verdachte: ‘Ohh goed dat je het zegt’. [medeverdachte]: ‘Anders heb ik probleem zo direct’. De verdachte: ‘De kogels liggen nog binnen man’. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte de beschikking had over de munitie die hoorde bij het door hem dan nog te leveren vuurwapen en dat het de bedoeling was dat deze munitie ook zou worden meegeleverd.
In een OVC-gesprek van omstreeks 14.44 uur is te beluisteren dat de verdachte zegt dat ‘hij’ (
het hof begrijpt: het vuurwapen) te groot is om in een tas te doen en dat hij ‘hem’ in twee vuilniszakken doet. [medeverdachte] zegt daarop dat de verdachte een doek over de loop moet doen.
Rond 15.00 uur hebben de verdachte en [medeverdachte] het vuurwapen opgehaald uit een box naast het portiek van de [adres 2]. Kort daarna is de verdachte uit beeld verdwenen. [medeverdachte] is vervolgens naar het brugrestaurant aan de A4 gereden en heeft aldaar om 15.45 uur zijn auto geparkeerd. Circa 25 minuten later heeft de overdracht van het wapen en de munitie aan het pseudokoopteam plaatsgevonden. Het wapen en een patroonmagazijn met voor dat wapen geschikte munitie bevonden zich in een vuilniszak, waarbij een deel van het vuurwapen met een handdoek was bedekt.
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat de door [medeverdachte] aan het pseudokoopteam overhandigde munitie kort daarvoor met het vuurwapen door de verdachte aan [medeverdachte] is geleverd. Voor die conclusie is temeer aanleiding nu het dossier geen steun biedt aan de veronderstelling dat een derde de munitie heeft geleverd. Met name blijkt hiervan niet uit de OVC-gesprekken die dag en de opgenomen telefoongesprekken. Het hof verwerpt dan ook het tot partiële vrijspraak strekkende verweer op dit punt.
Het verweer dat het tenlastegelegde medeplegen niet kan worden bewezen treft echter doel. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het vuurwapen en de munitie aan [medeverdachte] heeft geleverd, waarna deze die voorwerpen heeft doorverkocht aan het pseudokoopteam. Van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] bij die doorverkoop is niet gebleken. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte het wapen in nauwe en bewuste samenwerking met een derde aanwezig heeft gehad. De verdachte zal dan ook van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 december 2018 te Amsterdam een wapen van categorie II en munitie van categorie III, te weten een aanvalsgeweer (merk Izhmash, model AKM, type Kalashnikov AK47, kaliber 7,62 x 39 mm), een patroonmagazijn, achttien patronen (kaliber 7,62 x 39mm) en twaalf lichtspoorpatronen heeft overgedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden.
De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de verdachte een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk op te leggen en subsidiair hem conform de LOVS-Oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 9 maanden op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (verkopen en) overdragen van een automatisch aanvalswapen en daarbij behorende munitie. Het verkopen van een dergelijk zwaar vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Zo zijn Amsterdam en omstreken in de afgelopen jaren geteisterd door een (grote) toename van vuurwapengeweld, waaronder in de vorm van koelbloedige liquidaties die met behulp van automatische vuurwapens worden gepleegd en waarbij ook derden gevaar lopen dodelijk gewond te raken. De verdachte heeft aan het in omloop brengen/houden van zo’n automatisch vuurwapen bijgedragen, kennelijk uit winstbejag en zonder zich te bekommeren om de mogelijk catastrofale gevolgen van zijn handelen voor derden. Dergelijk handelen kan vanwege de bijzondere ernst ervan niet anders worden afgedaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte daarvan is betrokken dat het naar het oordeel van het hof volstrekt duidelijk moet zijn dat degene die beschikt over (zware) vuurwapens of deze overdraagt rekening moet houden met verstrekkende strafrechtelijke consequenties. Die gedachte vindt weerklank in de straffen die in het recente verleden voor dergelijke feiten zijn opgelegd en waarop het hof heeft gelet. In strafverhogende zin houdt het hof er in dit geval voorts rekening mee dat de verdachte het wapen ook nog eens heeft geleverd met bijpassende munitie, waardoor het gevaar dat van het wapen uitging nog acuter was.
In strafmatigende zin weegt het hof mee dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde relatief jong was en dat hij op de terechtzitting in hoger beroep in overwegende mate (eindelijk) verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Mede tegen die achtergrond komt het hof tot een iets lagere straf dan de rechtbank heeft opgelegd. Dat deze straf toch nog hoger is dan is genoemd in de Orientatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht kan de verdachte niet baten, reeds omdat deze geen ‘recht’ zijn in de zin van artikel 79 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (vgl. HR 3 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8838) en het hof hieraan derhalve niet gebonden is. Hetgeen de raadsvrouw voorts in het kader van de strafmaat naar voren heeft gebracht, rechtvaardigt naar het oordeel van het hof ook geen lagere straf. Anders dan de rechtbank ziet het hof ten slotte geen aanleiding een deel van de straf in voorwaardelijke vorm te gieten.
Alles overwegende acht het hof een gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden.

Beslag

Onder de verdachte is een bedrag van € 745,00 in beslag genomen. Omdat niet kan worden vastgesteld dat het geld is verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde strafbare feit, moet het geld worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: geld, te weten € 745,00 goednummer 5697077.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juni 2020.
De oudste raadsheer en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]