ECLI:NL:GHAMS:2020:1395
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte en buitengerechtelijke ontbinding na sluiting door burgemeester wegens overtredingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de huur van een bedrijfsruimte door [appellant] van Novomatic Exploitatie NL III B.V. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil dat voortkwam uit de sluiting van het café van [appellant] door de burgemeester van Amsterdam. De sluiting vond plaats op basis van overtredingen van de Opiumwet en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) met betrekking tot gokken. De burgemeester had op 18 juli 2019 het bevel tot sluiting gegeven, waarop [appellant] geen bezwaar heeft gemaakt, waardoor dit besluit onherroepelijk werd. Novomatic heeft vervolgens de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, wat leidde tot een vordering tot ontruiming van het gehuurde.
In het hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de kantonrechter ten onrechte geen inhoudelijke toets heeft uitgevoerd en dat hij inmiddels een verzoek tot heropening van het café had ingediend. Het hof oordeelt dat Novomatic de bevoegdheid had om de huurovereenkomst te ontbinden, gezien de sluiting op last van de burgemeester. Het hof stelt vast dat [appellant] geen bezwaar heeft ingediend tegen het sluitingsbevel, wat betekent dat dit besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Het hof concludeert dat de buitengerechtelijke ontbinding niet onaanvaardbaar is en dat Novomatic gerechtigd is om de vordering tot ontruiming in te stellen.
Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering tot ontruiming toe, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van verhuurders om te kunnen optreden tegen huurders die zich niet aan de wet houden, en bevestigt dat het ontbreken van bezwaar tegen een sluitingsbevel de rechtsgeldigheid daarvan bevestigt.