ECLI:NL:GHAMS:2020:1395

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.269.895/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en buitengerechtelijke ontbinding na sluiting door burgemeester wegens overtredingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de huur van een bedrijfsruimte door [appellant] van Novomatic Exploitatie NL III B.V. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil dat voortkwam uit de sluiting van het café van [appellant] door de burgemeester van Amsterdam. De sluiting vond plaats op basis van overtredingen van de Opiumwet en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) met betrekking tot gokken. De burgemeester had op 18 juli 2019 het bevel tot sluiting gegeven, waarop [appellant] geen bezwaar heeft gemaakt, waardoor dit besluit onherroepelijk werd. Novomatic heeft vervolgens de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, wat leidde tot een vordering tot ontruiming van het gehuurde.

In het hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat de kantonrechter ten onrechte geen inhoudelijke toets heeft uitgevoerd en dat hij inmiddels een verzoek tot heropening van het café had ingediend. Het hof oordeelt dat Novomatic de bevoegdheid had om de huurovereenkomst te ontbinden, gezien de sluiting op last van de burgemeester. Het hof stelt vast dat [appellant] geen bezwaar heeft ingediend tegen het sluitingsbevel, wat betekent dat dit besluit formele rechtskracht heeft gekregen. Het hof concludeert dat de buitengerechtelijke ontbinding niet onaanvaardbaar is en dat Novomatic gerechtigd is om de vordering tot ontruiming in te stellen.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering tot ontruiming toe, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van verhuurders om te kunnen optreden tegen huurders die zich niet aan de wet houden, en bevestigt dat het ontbreken van bezwaar tegen een sluitingsbevel de rechtsgeldigheid daarvan bevestigt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.269.895/01 KG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : KK 19-785
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 mei 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. B. Wernik te Haarlem,
tegen
NOVOMATIC EXPLOITATIE NL III B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.M. van Pelt te Tilburg.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Novomatic genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 25 oktober 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 30 september 2019, onder bovenvermeld zaaknummer in kort geding gewezen tussen Novomatic als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Novomatic zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Novomatic heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten, met rente.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.5 de feiten opgesomd die bij de beoordeling tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten zijn, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet (voldoende) weersproken stellingen van partijen, de volgende.
2.1
Novomatic huurt van woningcorporatie Stadgenoot een bedrijfsruimte aan de [adres] . Met ingang van 1 augustus 2016 heeft zij deze bedrijfsruimte onderverhuurd aan [appellant] , die daarin een café exploiteert. De huurovereenkomst bevat in artikel 17 een aantal verplichtingen voor de huurder (onder meer een exploitatieverplichting, een gebruiksverplichting, een verbod van overlast, een verbod van overtreding van de Opiumwet en een verplichting om een plaats van ontmoeting te zijn voor de buurt) alsmede een boetebeding (€ 250,= per dag of gedeelte daarvan dat een overtreding voortduurt).
2.2
Op 14 juni 2019 heeft een integrale controle plaatsgevonden in het gehuurde. Bij de controle was onder meer de politie aanwezig. Uit de rapportage van de politie blijkt dat in het café (hard)drugs zijn aangetroffen die zijn vermeld op lijst 1 van de Opiumwet. Ook is er een in werking zijnde illegale gokcomputer aangetroffen.
2.3
Bij besluit van 18 juli 2019 heeft de burgemeester van Amsterdam (hierna: de burgemeester) op grond van artikel 13b lid 1 onder a van de Opiumwet (drugs) en artikel 2.10 lid 1 onder a van de Algemene Plaatselijke Verordening (illegaal gokken) de sluiting van het café van [appellant] bevolen met ingang van 24 juli 2019. [appellant] heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat daardoor onherroepelijk is geworden. Wel heeft [appellant] bij brief van 22 november 2019 aan de burgemeester opheffing van het bevel tot sluiting verzocht.
2.4
Bij brief van 25 juli 2019 heeft Novomatic aan [appellant] te kennen gegeven dat zij wegens het bevel tot sluiting op grond van artikel 7:231 lid 2 BW de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang buitengerechtelijk ontbond en hem tevens in de gelegenheid gesteld, ter besparing van verdere kosten, met haar een beëindigingsovereenkomst aan te gaan. [appellant] heeft hierop niet gereageerd.

3.Beoordeling

3.1
Bij inleidende dagvaarding van 15 augustus 2019 heeft Novomatic gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde na de opheffing van de sluiting, tot betaling van een bedrag gelijk aan de huur tot de ontruiming en vervolgens tot het moment waarop het gehuurde aan een derde is verhuurd, alsmede tot betaling van een contractuele boete van (in totaal) € 7.500,=. Aan deze vorderingen heeft Novomatic ten grondslag gelegd dat zij op grond van het bevel van de burgemeester tot sluiting van het gehuurde bevoegd is de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en [appellant] door de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in het gehuurde en het daarin plaatsvinden van illegale gokactiviteiten, in strijd heeft gehandeld met diverse verplichtingen uit de huurovereenkomst en op die grond verplicht is haar schadeloos te stellen voor de gederfde huur en de gevorderde boete (30 dagen à € 250,=) heeft verbeurd.
3.2
[appellant] heeft in eerste aanleg als verweer aangevoerd dat hij niet wist dat de aangetroffen gokcomputer illegaal was en dat er weliswaar in het café drugs zijn aangetroffen, maar niet achter de bar. Hij heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester tot sluiting omdat hij dacht dat hij in overleg met de gemeente de zaak zou kunnen doorverkopen aan een derde, een klant van hem.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter vooropgesteld dat in een procedure als de onderhavige een marginale toets moet worden uitgevoerd met betrekking tot de vraag of in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de buitengerechtelijke ontbinding terecht heeft plaatsgevonden of nog kan plaatsvinden. Het feit dat het gehuurde op bevel van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, levert een rechtsvermoeden op van het bestaan van een bevoegdheid tot ontbinding. Slechts wanneer gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat in een eventuele bestuursrechtelijke procedure zal blijken dat het sluitingsbevel niet in stand kan blijven, en dat de daarop gebaseerde buitengerechtelijke ontbinding dus ook niet in stand kan blijven, moet de gevorderde ontruiming worden geweigerd. Uit het voorgaande vloeit voort, aldus de kantonrechter, dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is, reeds omdat [appellant] geen bezwaar heeft ingediend tegen het sluitingsbevel, wat daarvoor ook de reden is geweest. De wens van [appellant] om het café over te dragen aan een derde was volgens de kantonrechter onvoldoende grond voor afwijzing van de vordering tot ontruiming.
In het verlengde van de ontruiming zijn ook de vordering tot betaling van (bedragen ter grootte van) de maandhuur toegewezen, tot drie maanden na de ontruiming. De boete is toegewezen over één dag, de dag van de controle.
3.4
Tegen deze beslissing en de gronden waarop die berust komt [appellant] in hoger beroep op met één grief. Met deze grief betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte op de enkele grond dat hij geen bezwaar heeft ingediend tegen het sluitingsbevel, iedere inhoudelijke marginale toets achterwege heeft gelaten. Hij wijst erop dat hij inmiddels wel een verzoek tot heropening heeft gedaan, wat op ieder moment mogelijk is, zodat het niet tijdig indienen van een bezwaarschrift tegen het sluitingsbevel niet leidt tot de conclusie dat dat besluit rechtmatig is. De juistheid van het bevel kan naar aanleiding van het heropeningsverzoek nogmaals ter sprake worden gebracht, aldus [appellant] .
3.5
In dit geding moet worden beoordeeld of het dermate waarschijnlijk is dat in een eventuele bodemzaak een vordering van Novomatic tot ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen, dat het, de belangen van beide partijen in aanmerking genomen, gerechtvaardigd is daarop vooruit te lopen door toewijzing van die vordering in kort geding.
3.6
Het hof stelt voorop dat ervan moet worden uitgegaan dat Novomatic de bevoegdheid toekwam de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk te ontbinden, nu het gehuurde op last van de burgemeester is gesloten in verband met verstoring van de openbare orde en gedragingen in strijd met (onder meer) artikel 2 van de Opiumwet. [appellant] heeft geen bezwaar gemaakt tegen het bevel tot sluiting, zodat dat besluit formele rechtskracht heeft gekregen en van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Daaraan doet het door [appellant] inmiddels, na vier maanden sluiting, ingediende verzoek tot heropening met onmiddellijke ingang niet af. Het is weliswaar niet uitgesloten dat de burgemeester op enig moment reden zal zien het bevel tot sluiting in te trekken, maar het hof acht het onwaarschijnlijk dat dat binnen afzienbare tijd zal gebeuren. In zijn heropeningsverzoek van 22 november 2019 heeft [appellant] immers enkel aangevoerd dat hij geen weet had van de overtredingen die aanleiding hebben gegeven tot de bestuursdwang en dat geen herhalingsgevaar zou bestaan, zonder een en ander concreet te onderbouwen. Daarbij komt dat als de sluiting al zou worden ingetrokken, dat nog niet betekent dat Novomatic als verhuurder niet gerechtigd zou zijn een andere afweging te maken en vast te houden aan de ontbinding, omdat zij geen vertrouwen heeft in, kort gezegd, goed huurderschap van [appellant] . Die vrijheid zou Novomatic misschien niet hebben indien het bevel tot sluiting met terugwerkende kracht ongedaan zou worden gemaakt, maar in het licht van het voorgaande is dat nog onwaarschijnlijker, daargelaten of de onherroepelijkheid van het bevel tot sluiting wellicht aan die mogelijkheid in de weg staat.
3.7
Uitgaande van de rechtsgeldigheid van het bevel tot sluiting dient te worden getoetst of de buitengerechtelijke ontbinding en de daarop gebaseerde vordering tot ontruiming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (artikel 6:248 lid 2 BW), dan wel misbruik van bevoegdheid opleveren. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval.
3.8
Het hof acht het evident dat een (onder)verhuurder van bedrijfsruimte als Novomatic er een groot en gerechtvaardigd belang bij heeft dat in het gehuurde niet de strafbare feiten plaatsvinden als die welke bij de integrale controle op 14 juni 2019 zijn geconstateerd. Als al juist is dat [appellant] , zoals hij in eerste aanleg heeft betoogd, niets heeft gemerkt van de aanwezigheid van harddrugs in het gehuurde, dan nog moet, bij gebreke van stellingen die in een andere richting wijzen, worden aangenomen dat [appellant] onvoldoende toezicht heeft gehouden op de activiteiten in het café. Hetgeen in het besluit van de burgemeester is vermeld over de observaties door de politie rechtvaardigt immers de conclusie dat in het café reeds langere tijd en betrekkelijk opzichtig in strijd met de Opiumwet werd gehandeld. Ook het betoog van [appellant] dat hij niet wist dat de in het café aanwezige gokcomputer illegaal was, is, wat ook zij van de geloofwaardigheid daarvan, ongeschikt als verontschuldiging voor het gebeurde; als cafébaas dient [appellant] immers van de toepasselijke regelgeving op de hoogte te zijn.
3.9
[appellant] heeft weliswaar in hoger beroep aangevoerd dat hij met de gemeente werkt aan een plan van aanpak om soortgelijke overtredingen in de toekomst te voorkomen, maar wat dat plan feitelijk inhoudt heeft hij in het geheel niet duidelijk gemaakt. Ook heeft hij niet gesteld dat hij met Novomatic over dat plan heeft overlegd. Dit zo zijnde kan niet worden gezegd dat Novomatic ten onrechte geen vertrouwen heeft in een toekomst met [appellant] als huurder.
3.1
Ten slotte weegt mee dat [appellant] ook geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn belang bij het behoud van het gehuurde. In eerste aanleg heeft [appellant] verklaard dat hij een koper heeft voor het café, maar verdere details zijn door hem niet verstrekt. Het hof is dan ook niet gebleken dat het belang van [appellant] bij het behoud van het gehuurde zoveel groter is dan het belang van Novomatic bij de ontbinding, dat zich een onevenredigheid voordoet.
3.11
Op grond van hetgeen hiervoor werd overwogen acht het hof het dermate aannemelijk dat in een eventuele bodemzaak de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen, dat die vordering, mede gelet op hetgeen hiervoor over de wederzijdse belangen is overwogen, ook in kort geding voor toewijzing in aanmerking komt. De grief faalt en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Novomatic begroot op € 741,= aan verschotten en € 1.074,= voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, mr. M.A. Wabeke en C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020.