In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2020 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.C. Bijleveld, heeft hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. U. Aloni, heeft een incidentele vordering ingediend om zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat de appellant in het buitenland woont en geen woonplaats in Nederland heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant zekerheid moet stellen voor de proceskosten, zoals voorgeschreven in artikel 224 Rv. De hoogte van de te stellen zekerheid is vastgesteld op € 24.016,-, gebaseerd op de proceskosten die de geïntimeerde in het hoger beroep zou kunnen vorderen. De appellant is opgedragen dit bedrag binnen een bepaalde termijn op de derdengeldrekening van de advocaat van de geïntimeerde te storten. Het hof heeft de beslissing over de proceskosten van het incident aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor uitlating over de zekerheidstelling.