ECLI:NL:GHAMS:2020:1391

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.263.413/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst woning door nalatigheid kopers in het stellen van bankgarantie of waarborgsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarbij de koopovereenkomst van een woning is ontbonden. De appellanten, die de woning hadden gekocht, hebben verzuimd om tijdig een bankgarantie te stellen of een waarborgsom te storten, zoals vereist in de koopovereenkomst. De verkopers, de geïntimeerden, hebben de overeenkomst ontbonden en de appellanten aangesproken op de contractuele boete en buitengerechtelijke incassokosten. De appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij nooit in verzuim zijn gesteld en dat de boete gematigd moet worden vanwege een foutief advies van hun financieel adviseur. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellanten in verzuim zijn geraakt door het niet voldoen aan de verplichtingen uit de overeenkomst. De ontbinding van de koopovereenkomst door de geïntimeerden was rechtmatig en de gevorderde boete is niet buitensporig. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.263.413/01
zaaknummer/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 7423032 \ CV EXPL 18-6378
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 mei 2020
inzake

1.[appellant sub 1] ,

wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
2. [appellante sub 2],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
3. [appellant sub 3],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
4. [appellant sub 4],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
advocaat: mr. Z. Sivro te `s-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde sub 1] ,
wonend te [woonplaats] ,
[geïntimeerde sub 2] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.J.M. Groen te Almere.
Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 19 juli 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 25 april 2019, onder bovenvermeld zaaknummer/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerden] als eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie en [appellanten] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord met een productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog hun vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerden] hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

2.1
De door de kantonrechter onder 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet betwist. Ook het hof zal daar van uitgaan, voor zover in hoger beroep nog van belang. Die feiten zijn, aangevuld met andere relevante feiten die in dit geding zijn komen vast te staan, de volgende.
2.2
[geïntimeerden] waren in 2018 eigenaar van een woning in [plaats] (hierna: de woning).
2.3
Bij overeenkomst van 30 januari 2018 (hierna de overeenkomst) hebben [geïntimeerden] de woning verkocht aan [appellanten]
2.4
De overeenkomst luidt voor zover relevant als volgt:
Artikel 5 – Bankgarantie of waarborgsom.
5.1
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op (…) 1 maart 2018 een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van tien procent (10%) van de koopsom oftewel (…) (€ 18.500,00).
(..).
5.2
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 5.1 genoemde bedrag in handen van de notaris (…). De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 5.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening. (…)
Artikel 11 – Ingebrekestelling. Ontbinding.
11.Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande
ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal. (…)
Artikel 16 – Ontbindende voorwaarden.
16.1
Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
a. op (…) 1 maart 2018 de koper voor de financiering van het verkochte voor het bedrag gelijk aan de koopsom geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen, zulks tegen normaal geldende rente rentepercentage en voorwaarden bij een erkende geldverstrekkende instelling. (...).
2.5
Op 12 februari 2018 heeft de financieel adviseur van [geïntimeerden] , [A] van Uw Hypotheek B.V. (hierna: [A] ), bij de financieel adviseur van [appellanten] , [X] h.o.d.n. [X] Finance (hierna: [X] ), telefonisch geïnformeerd naar het taxatierapport (naar het hof begrijpt: in verband met de financiering door [appellanten] ). [X] heeft toen gezegd de volgende dag terug te zullen bellen. Dat is niet gebeurd. In de periode tussen 13 februari 2018 en 2 maart 2018 heeft [A] tevergeefs getracht [X] telefonisch te bereiken. Daarbij heeft [A] enkele malen de assistent van [X] gevraagd naar (het uitblijven van) een taxatierapport.
2.6
Bij e-mail van 1 maart 2018 om 14.32 uur heeft [X] aan [A] verzocht de ontbindende voorwaarden te verlengen met een week. [A] heeft [X] die middag om 17.40 tevergeefs gebeld en daarna, diezelfde dag, aan [X] per e-mail geschreven:
Kunnen wij hier morgen even over bellen? Ik probeer u al enkele weken te bereiken.
2.7
Op 2 maart 2018 heeft [A] de assistent van [X] laten weten dat er al lange tijd telefonisch contact werd gezocht met [X] en dat de ontbindende voorwaarden niet konden worden verlengd voordat er telefonisch contact met [X] was geweest.
2.8
[appellanten] hebben op 1 maart 2018 niet overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst een bankgarantie gesteld of een waarborgsom ter hoogte van € 18.500,-gestort.
2.9
Bij brief van 12 maart 2018 hebben [geïntimeerden] [appellanten] in gebreke gesteld en hen gesommeerd om binnen acht dagen na dagtekening van de brief alsnog aan hun verplichtingen uit de koopovereenkomst te voldoen, onder aanzegging van een boete van € 18.500,00 bij ontbinding van de overeenkomst.
2.1
Bij e-mail van 15 maart 2018 aan [A] heeft [X] verzocht de ontbindende voorwaarden en bankgarantie nogmaals te verlengen met een week.
2.11
In reactie daarop heeft [A] bij e-mail van 16 maart 2018 aan [X] onder meer het volgende geschreven:
Op dit moment zijn de termijnen van zowel de ontbinden voorwaarden als de bankgarantie al enige tijd verlopen (01-03-2018). Ook is uw klant hiervan op de hoogte.
Wij hebben dan ook een aangetekende brief verstuurd naar hem met de ingebrekestelling. Daarom vind ik het vreemd dat u alsnog een verlening [hof leest: verlenging] verzoek doet. (…) Ik heb u ook al vele malen geprobeerd te bellen en uw medewerkers hebben mij beloofd dat u zou terugbellen, helaas is dat niet gebeurd.
Wellicht staat mijn klant nog wel open voor een verlening [hof leest: verlenging] van de bankgarantie indien de kosten koper wordt gestort (5% van de koopsom). Dit bedrag dient waarschijnlijk toch beschikbaar te zijn bij het passeren en als u overtuigd bent dat alles gaat lukken, dan zal dit wellicht een goede oplossing zijn. Ik kan dit alleen niet direct beloven, dus als dit voor u een oplossing is wil ik dit graag overleggen met de verkopers. Mijn klanten zijn namelijk erg bang om met twee woningen vast te komen zitten, dit zal grote gevolgen met zich meebrengen. Indien dit niet kan worden opgelost, of dat de bankgarantie niet wordt gesteld, zal eind volgende week de koopovereenkomst worden ontbonden en zal de boete van 10% direct worden opgeëist.
2.12
Bij brief van 31 maart 2018 hebben [geïntimeerden] de koopovereenkomst ontbonden.
2.13
Bij brief van 19 april 2018 hebben [geïntimeerden] [appellanten] gesommeerd om binnen veertien dagen na ontvangst van de brief het boetebedrag van € 18.500,00 te voldoen, onder aanzegging van een bedrag van € 1.161,60 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.14
[appellanten] hebben niet aan de sommatie voldaan.

3.Beoordeling

3.1
[geïntimeerden] hebben, samengevat, in eerste aanleg gevorderd om – uitvoerbaar bij voorraad - [appellanten] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 19.661,60 (hof: € 18.500,- boete en € 1.161,60 incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 18.500,- vanaf 3 september 2018, alsmede tot betaling van de proceskosten vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
Daaraan hebben [geïntimeerden] , kort gezegd, ten grondslag gelegd dat [appellanten] hun verplichtingen uit de koopovereenkomst niet zijn nagekomen.
3.2
[appellanten] hebben bij wijze van tegenvordering nakoming van de overeenkomst, subsidiair ontruiming van de woning en meer subsidiair vergoeding van notariskosten, makelaarskosten en proceskosten gevorderd.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerden] toegewezen, de tegenvorderingen van [appellanten] afgewezen en [appellanten] in de kosten (van conventie en reconventie) veroordeeld. Het vonnis in conventie is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Samengevat heeft de kantonrechter daartoe het volgende overwogen. [appellanten] hebben niet uiterlijk 1 maart 2018 een bankgarantie voor een bedrag van € 18.500,- gesteld en daarmee niet voldaan aan artikel 5.1 van de overeenkomst (rov. 6.1). Niet is gebleken dat de financieel adviseur van [appellanten] tijdig heeft verzocht om verlenging van de termijn voor het stellen van de bankgarantie. Na de ingebrekestelling van 12 maart 2019 heeft de financieel adviseur van [appellanten] slechts opnieuw een verlenging gevraagd en niet gereageerd op de e-mail van de financieel adviseur van [geïntimeerden] van 16 maart 2018. Het stond [geïntimeerden] vrij de overeenkomst te ontbinden (rov. 6.4). De boete van 10% van de overeengekomen koopprijs is niet buitensporig (rov. 6.6). [appellanten] hebben onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die tot het oordeel zouden moeten leiden dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete wordt gematigd. Er is evenmin reden om een eventueel door [geïntimeerden] genoten voordeel op de boete in mindering te brengen (rov. 6.7). De buitengerechtelijke kosten worden als op de wet gegrond toegewezen (rov. 6.8).
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met vier grieven op. Het hof ziet aanleiding om eerst de
grieven 2 en 4gezamenlijk te bespreken.
3.5
[appellanten] hebben in de toelichting op deze grieven, samengevat, het volgende aangevoerd. [appellanten] zijn nooit door [geïntimeerden] in verzuim gesteld teneinde een ontbinding van de overeenkomst te kunnen rechtvaardigen. Voor zover er een tekortkoming was, rechtvaardigt die geen ontbinding. De contractuele boete is volgens [appellanten] buitensporig en moet worden gematigd, temeer omdat sprake is van een foutief advies van hun financieel adviseur. Bovendien moet het door [geïntimeerden] genoten voordeel op de boete in mindering worden gebracht, aldus [appellanten]
3.6
De grieven slagen niet. Vast staat dat [appellanten] niet overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst tijdig een bankgarantie hebben gesteld of een waarborgsom ter hoogte van € 18.500,- hebben gestort en dat zij dat evenmin alsnog hebben gedaan nadat zij op 12 maart 2018 in gebreke waren gesteld. Daarmee zijn [appellanten] in verzuim geraakt en is voor [geïntimeerden] op de voet van artikel 6:265 lid 2 BW het recht ontstaan om op grond van artikel 11 van de overeenkomst (rov. 2.4) de overeenkomst te ontbinden (wat zij bij brief van 31 maart 2018 hebben gedaan) en waren [appellanten] de gevorderde boete (10% van de koopsom) verschuldigd. Het hof gaat voorbij aan de in het geheel niet onderbouwde stelling van [appellanten] dat hun tekortkoming de ontbinding niet zou rechtvaardigen. Een mogelijke fout van de door [appellanten] ingeschakelde adviseur is geen grond voor matiging van de door [appellanten] verschuldigde boete. Dat [geïntimeerden] met de boete een voordeel zouden genieten is, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] , onvoldoende door [appellanten] onderbouwd, nog daargelaten dat een eventueel voordeel niet zonder meer tot matiging zou leiden. Ook overigens leggen [appellanten] niet uit op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de bedongen boete wordt gematigd dan wel dat een beroep op deze overeengekomen boeteclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.7
Met
grief 3hebben [appellanten] betoogd dat de rechtbank bij de bepaling van de buitengerechtelijke incassokosten ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de dubbele redelijkheidtoets. Een veroordeling in zowel de proceskosten als de buitengerechtelijke incassokosten is onredelijk, aldus [appellanten]
3.8
De verplichting van [appellanten] om de boete te betalen, vloeit voort uit de overeenkomst. Dat betekent dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van toepassing is. [geïntimeerden] hebben in de ‘veertien dagen-brief’ (rov. 2.13) van 19 april 2018 op juiste wijze aangekondigd dat bij uitblijven van betaling [appellanten] ook incassokosten ter hoogte van € 1.161,60 verschuldigd zouden worden. Dit bedrag is in overeenstemming met de forfaitaire tarieven die in genoemd besluit zijn vastgesteld. Aangezien [appellanten] het verschuldigde boetebedrag niet binnen de gegeven termijn hebben betaald, is ook de gevorderde vergoeding van incassokosten toewijsbaar. Grief 3 slaagt niet.
3.9
Bij bespreking van
grief 1, waarmee [appellanten] schorsing bepleiten van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis totdat het hof in deze zaak arrest heeft gewezen, hebben zij, nu het hof thans uitspraak doet in de hoofdzaak, geen belang meer.
3.1
De grieven slagen niet. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 741,- aan verschotten en € 1.074,- voor salaris;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Wabeke, D.J. van der Kwaak en M.E. van Rossum en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2020.