Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘Imponeert iets jonger dan kalenderleeftijd, goed verzorgd, lijdzame indruk, weinig tot geen contactgroei gedurende het 5 kwartier durende gesprek. Bewustzijn helder. Kan aandacht goed bij het onderwerp houden. Denken: preoccupatie lichamelijke en psychische klachten. Beschrijft uniforme flashbacks van het ongeval. Stemming is moeilijk peilbaar. Hij beschrijft zijn stemming als depressief maar dit is niet van buitenaf af te lezen. Affect is nogal rigide. Komt zeer beheerst over, waarbij de vraag zich opdringt of er sprake is van een pose. Geen aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek. Aggraveren kan niet worden uitgesloten gezien de geobserveerde discrepantie tussen wat betrokkene aan klachten aangeeft en hoe hij ze aangeeft.’In het midden kan blijven of het gebruik van het blokkeringsrecht door [appellant] mede is ingegeven door de mogelijkheid dat deze conclusie hem niet heeft aangestaan en ook of zijn bezwaren tegen het concept-rapport gegrond zijn. Waar het om gaat, is dat gelet op de door hem gegeven motivering niet kan worden geoordeeld dat [appellant] willekeurig en ongemotiveerd van zijn blokkeringsrecht gebruik heeft gemaakt. Het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht door een nieuw te benoemen psychiater moet, nu dat verzoek voor de vaststelling van de schade ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek kunnen worden bewezen, dan ook worden toegewezen.
‘noch in de vorm van afwijkingen op de scans noch in de vorm van geheugenverlies langer dan een uur.’Feiten waaruit volgt dat dit in werkelijkheid anders is, heeft [appellant] niet gesteld. Het verzoek gaat er bovendien aan voorbij dat partijen in verband met de vaststelling van de schade van [appellant] uitsluitend een psychiatrisch onderzoek zoals onder 3.3 beschreven zijn overeengekomen en niet ook een onderzoek door een neuroloog, zoals in de rede had gelegen als daartoe aanleiding had bestaan, bijvoorbeeld wegens een hersenkneuzing of een pijnsyndroom. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat het verzochte onderzoek door een neuroloog ter zake dienend is met het oog op de vaststelling van [appellant] schade, daargelaten nog dat het desbetreffende verzoek in strijd is met een goede procesorde nu partijen in verband met de schadevaststelling een overeenkomst zijn aangegaan die, anders dan zij hadden kunnen bepalen, níet mede voorziet in een onderzoek door een neuroloog. Het verzoek om een voorlopig deskundigenbericht door een bedrijfseconoom veronderstelt dat [appellant] gegronde klachten en beperkingen heeft als gevolg van het onder 3.2 beschreven ongeval en daardoor inkomensschade lijdt. Het door dr. [A] verrichte onderzoek heeft echter niet geleid tot een voor de schadevaststelling bruikbaar rapport waaruit dat blijkt en onderzoek door een andere psychiater heeft nog niet plaatsgevonden, zodat niet vast staat dat [appellant] daadwerkelijk zulke klachten en beperkingen heeft en dus evenmin of hij daardoor inkomensschade lijdt. Het verzochte onderzoek door een bedrijfseconoom is daarom op dit moment niet ter zake dienend en betreft geen feiten die thans met dat onderzoek bewezen kunnen worden.
4.Beslissing
16 juni 2020kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk en onverminderd het blokkeringsrecht van [appellant] ten aanzien van het concept-rapport van dr. [A] ;
30 juni 2020op te geven aan de griffier, onder vermelding van zaaknummer 200.245.265/01 en de namen van partijen;
14 juli 2020uit te laten bij brief aan de griffier;
13 oktober 2020;
21 juli 2020voor vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige;