Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
2.1 [appellante sub 1] en [appellant sub 2] zijn in 2005 een bedrijf gestart in een voormalige kantoorruimte aan [adres] , genaamd “Restaurant [naam restaurant] ”.
2.4 Nadat de gemeente had geconstateerd dat [appellante sub 1] en [appellant sub 2] vanaf 2013 niet (geheel) zorgdroegen voor betaling van de jaarlijkse termijnen en zij hen tot betaling van de achterstand had gemaand, heeft de advocaat van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] bij brief van 15 mei 2005 de gemeente onder verwijzing naar artikel 2 van de overeenkomst onder meer het volgende bericht:
Gaarne ontvang ik van u onderbouwd bewijs dat aan voormelde verplichting is voldaan. Daarbij uiteraard rekening houdende met een gesaldeerd aantal parkeerplaatsen, alsmede het bewijs dat de betreffende parkeerplaatsen daadwerkelijk en uitsluitend betrekking hebben op de verplichting jegens cliënten.2.5 In reactie op deze brief is door de gemeente op 14 september 2015 aan de advocaat van [appellante sub 1] en [appellant sub 2] onder meer geschreven:
De gemeente Schagen deelt mede dat in 2014 bij de aanleg van het parkeerterrein op de [naam straat] de 10.187 openbare parkeerplaatsen uit het bestaande parkeerfonds zijn gerealiseerd. De gemeente heeft hiermee voldaan aan haar verplichting volgens artikel 2 van de eerder genoemde overeenkomst.2.6 Op 4 november 2015 is een zogenaamde veertiendagenbrief namens de gemeente aan [appellante sub 1] en [appellant sub 2] gestuurd, waarbij de aanspraak op buitengerechtelijke kosten in het vooruitzicht werd gesteld.