ECLI:NL:GHAMS:2020:1357
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Uitleg van een splitsingsakte met betrekking tot het verbod op exploitatie van appartementen als kamerverhuurbedrijf
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 mei 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Stichting Urbanic Netherlands I (hierna: Urbanic) en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van een appartementencomplex. Urbanic had in eerste aanleg verzocht om vervangende toestemming voor de verhuur van haar appartement aan een woongroep van vier of vijf personen, terwijl de splitsingsakte van het pand een verbod op kamerverhuur bevatte. De kantonrechter had het verzoek van Urbanic afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de splitsingsakte, waarin het verbod op kamerverhuur is opgenomen, bedoeld is om bedrijfsmatige kamergewijze verhuur te voorkomen. Urbanic had het appartement verbouwd en wilde het verhuren aan een woongroep, maar het hof oordeelde dat deze verhuur feitelijk neerkomt op kamergewijze verhuur, wat in strijd is met de splitsingsakte. Het hof benadrukte dat het niet uitmaakt of de bewoners als een woongroep worden aangeduid; de exploitatie van het appartement als kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
De grieven van Urbanic werden verworpen, en het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter. Urbanic werd veroordeeld in de kosten van het geding. Deze uitspraak benadrukt het belang van de bepalingen in de splitsingsakte en de bescherming van de belangen van de VvE en haar leden tegen ongewenste verhuurpraktijken.