ECLI:NL:GHAMS:2020:1307

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
200.232.555/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de werkzaamheden van een groepsleider en detentietoezichthouder in relatie tot functieschaal 8 BBRA

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 19 oktober 2019, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die werkzaam was als groepsleider en detentietoezichthouder bij G4S Security Services B.V., stelde dat zijn werkzaamheden onder functieschaal 8 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (oud) (BBRA) vallen. Het hof heeft de appellant toegelaten tot het leveren van bewijs van zijn stelling. Tijdens de getuigenverhoren is naar voren gekomen dat de werkzaamheden van de appellant niet geheel of vrijwel geheel overeenkomen met die van een functiebegeleider, die een leidinggevende rol vervult zonder uitvoerende taken. De getuigen hebben verklaard dat de appellant, hoewel hij leidinggevende taken uitvoerde, ook uitvoerende werkzaamheden verrichtte die niet in lijn zijn met de functie van functiebegeleider. Het hof concludeert dat de werkzaamheden van de appellant niet voldoen aan de criteria voor functieschaal 8 BBRA, en bevestigt daarmee het eerdere vonnis. De grieven van de appellant in zowel het principaal als incidenteel appel worden verworpen, en de proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.232.555/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : CV 16-22433
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 april 2020
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel, geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. H. G. Meulmeester te Amsterdam,
tegen
G4S SECURITY SERVICES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in principaal appel, appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.P. H. Zwemmer te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en G4S genoemd.
Op 19 februari 2019 is een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) gewezen. Voor het procesverloop tot die datum verwijst het hof naar het tussenarrest. Op 23 mei 2019 zijn getuigen gehoord door mr. G. C. Boot als raadsheer-commissaris. Hiervan is een proces-verbaal gemaakt, dat zich bij de gedingstukken bevindt.
Vervolgens zijn de volgende stukken ingediend:
  • memorie na enquête, met producties, door [appellant] ;
  • antwoord-akte/memorie na enquête, door G4S.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft in het tussenarrest [appellant] toegelaten tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat de door hem van 2009 tot 2014 verrichte werkzaamheden vallen onder schaal 8 Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren (oud) (hierna: BBRA).
2.2
[appellant] heeft gesteld dat de door hem verrichte werkzaamheden onder schaal 8 BBRA vallen, omdat de werkzaamheden die hij van 2008 tot 2014 als Groepsleider heeft verricht, en vanaf 1 januari 2014 tot 1 juni 2014 als Detentietoezichthouder, geheel overeenkomen met de werkzaamheden van een Functiebegeleider. Onbetwist is dat, indien de werkzaamheden die [appellant] heeft verricht, geheel overeenkomen met die van Functiebegeleider, hij onder schaal 8 BBRA zou vallen.
2.3.1
[getuige 1] , commercieel directeur bij G4S, heeft als getuige onder andere het volgende verklaard:
“Ik ben in dienst van G4S. In de jaren 2008 tot 2014 was ik niet direct betrokken bij de werkzaamheden van [appellant] . Als getuige heb ik mij daarom laten informeren door personen die destijds wel direct betrokken waren. Dit betreft onder andere [B] , [C] , [D] en [E] . [B] en [C] zijn niet meer in dienst van G4S. [D] en [E] zijn wel in dienst van DJI. Van hen heb ik de volgende informatie gekregen. Meer in het bijzonder heb ik de stelling voorgelegd of een Groepsleider in dienst van G4S ook zou kunnen functioneren op het niveau van een Functiebegeleider zoals deze functie bestaat bij DJI. [D] en [E] lieten mij weten dat dat niet zo is. De Functiebegeleider is onderdeel van het duaal management. Hij is een van de twee leidinggevenden op de afdeling, de andere leidinggevende is het afdelingshoofd. De Functiebegeleider heeft geen rol op de werkvloer en heeft geen interactie met de gedetineerden uit hoofde van zijn functie. [D] heeft mij te kennen gegeven dat bij DJI de functie van Groepsleider zoals die bij G4S bestaat niet bestaat. De werkzaamheden die horen bij de functie Groepsleider (zoals deze bestaat bij G4S) zouden, indien ondergebracht bij DJI, horen bij de functie Detentietoezichthouder, schaal 5. Een Detentietoezichthouder kan ook horen bij schaal 4. In dit geval hoorden de werkzaamheden van de Groepsleider, bij schaal 5, in verband met senioriteit, de aansturing en het motiveren van collega’s tijdens werk. Ik hecht eraan op te merken dat werknemers van G4S meer uitbetaald krijgen dan mensen bij DJI in vergelijkbare functies.
Wat betreft de werkzaamheden van [appellant] vernam ik [B] en [C] dat de door [appellant] genoemde lijst werkzaamheden erg overdreven is. Vooral zijn omschrijving van omgang met gedetineerden herkennen zij niet. Alle vier vonden deze lijst redelijk absurd.
Volgens [B] zijn de werkzaamheden van [appellant] 80 procent preventief en
gericht op de-escaleren. De intensieve bejegening is een taak van DJI en niet van G4S. [B] kan zich voorstellen dat wanneer een individuele medewerker daar toe aanleg heeft er meer contact plaats vindt met gedetineerden. Maar dat is niet de regel. De coördinatie van de werkzaamheden van G4S is de taak van de operationeel manager. Dat was destijds [getuige 2] . Die operationeel manager is leidinggevende en staat boven de Groepsleiders. De werkzaamheden van G4S liggen strikt vast in instructies en protocollen. Daarom is het niet nodig dat de operationeel manager permanent aanwezig is. Als hij er niet is kan de dagelijkse leiding plaatsvinden door het afdelingshoofd in dienst van DJI en door de Groepsleider in dienst van G4S. De Groepsleider stuurt dan de Detentietoezichthouders in dienst van G4S aan. Voor het overige verricht de Groepsleider gewoon werkzaamheden als Detentietoezichthouder. [B] en [C] hebben zich tegenover mij niet uitgelaten over een percentage van tijd. Ik kan daarom niet met zekerheid zeggen hoe het destijds was. Maar in algemene zin en in de huidige situatie is het zo, in het verleden was het denk ik niet anders, dat een Groepsleider ongeveer 10 procent van de tijd besteedt aan groepsleiderstaken en voor de rest van de tijd meewerkend voorman (Detentietoezichthouder) is. [B] achtte denkbaar dat [getuige 2] [appellant] heeft gevraagd werkzaamheden uit te voeren die thuis hoorden bij de functie Operationeel manager van [getuige 2] . Dat was echter niet de bedoeling en dus niet formeel.
[B] heeft mij gezegd het denkbaar te vinden dat [getuige 2] nog boos is op G4S in verband met de beëindiging van zijn arbeidsrelatie en dat dat invloed heeft gehad op de zienswijze van [getuige 2] . Overigens heeft de gedwongen stopzetting van werkzaamheden van G4S voor DJI binnen de gehele organisatie van G4S grote gevolgen gehad en is als een tragiek aan te merken.
Op de vraag van de RC zeg dat ik in september 2014 in dienst ben gekomen van G4S en dus niets te maken heb gehad met werkzaamheden door [appellant].”
2.3.2
[getuige 2] heeft als getuige onder andere het volgende verklaard:

Ik was destijds, van 2007 tot 2014, de direct leidinggevende van [appellant] . Ik heb hem op 1 maart 2018 een brief gestuurd. Die brief maakt onderdeel uit van het procesdossier (productie 3 bij memorie van grieven). Ik heb die brief nog recent bekeken. De inhoud ervan is juist. Ik heb hem om die reden destijds ook zo opgesteld en ondertekend. Op vragen van RC bevestig ik dat ook de lijst van de door [appellant] feitelijke werkzaamheden, onder punt vier van de brief, juist is.
Wat betreft het voeren van functioneringsgesprekken kan ik het volgende opmerken. In opdracht van mij voerde [appellant] corrigerende- en functioneringsgesprekken uit met onze medewerkers, te weten Detentietoezichthouders. Hij voerde die gesprekken, hij maakte er verslagen van en ondertekende het met naam en toenaam en verstuurde ze dan naar mij. Alle Groepsleiders binnen de locatie hielden functioneringsgesprekken met Detentietoezichthouders. [appellant] was dus geen uitzondering. De locatiemanager, gedurende langere tijd was dat [K] , was hiervan op de hoogte. De lijst van feitelijke werkzaamheden zoals genoemd in punt 4 van genoemde brief werd door iedere Groepsleider van G4S uitgeoefend. Elke Groepsleider deed daarnaast ook specifieke werkzaamheden, voor [appellant] was dat bijvoorbeeld IBT en een andere hield zich bezig met zomerroosters.
Ik heb de genoemde lijst onder punt 4 uit de brief opgesteld door te kijken naar de werkzaamheden zoals die horen bij schaal 8 BBRA. Ik heb toen gezien dat [appellant] die werkzaamheden deed en daarom heb ik dat zo opgeschreven.
U toont mij productie 2 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg, het functioneringsgesprek medewerker waarbij het gesprek plaats heeft gevonden op
25 februari 2013 en welk gesprek is gehouden door [J] . Op de vraag van de RC waarom in de lijst van competenties het element leiding geven niet voorkomt antwoord ik: dit formulier is geschreven voor de functie Detentietoezichthouder en niet voor die van Groepsleider. [appellant] heeft op enig moment, het zou kunnen dat dat rond 2013 was, zijn functie Groepsleider neergelegd en was vanaf dat moment dus alleen gewoon Detentietoezichthouder. Als gewoon Detentietoezichthouder had hij die leidinggevende taken niet en dat zou kunnen verklaren waarom dat in dit functioneringsgesprek niet aan de orde is geweest. Het neerleggen van de functie Groepsleider had overigens niet met disfunctioneren te maken. Nu u mij er naar vraagt betekent dat dat mijn brief van 1 maart 2018 alleen ziet op de periode dat [appellant] Groepsleider was.
De RC toont mij het formulier functioneringsgesprek concept G4S Justice & Services, productie 3 van memorie van antwoord in principaal appel. Ik herken mijn eigen handschrift. Ik heb dit zo ingevuld. Dit formulier ziet op een periode dat [appellant] wel als Groepsleider werkte.
U toont mij de notulen groepsleiders overleg van 25 februari 2011. Een dergelijk overleg vond wel vaker plaats waarbij [appellant] en ik dan aanwezig waren.
Het formulier functioneringsgesprek (productie 3 van memorie van antwoord in principaal appel) heeft [appellant] op mijn verzoek opgesteld. Er bestond namelijk niet een goed formulier voor het houden van functioneringsgesprekken met Detentietoezichthouders. Mijn leidinggevende had mij te kennen geven dat de Organisatie hier nog niet aan toe was en daarom is het verder ook niet uitgevoerd. In dit formulier komen alleen de werkzaamheden als Detentietoezichthouder aan de orde. De werkzaamheden als Groepsleider worden niet apart benoemd. Voor de functie van Groepsleider waren aparte uren gereserveerd, in de orde van 8 tot 16 uur per week. Naar mijn mening is Groepsleider een voltijd functie. Een Groepsleider heeft daarmee zowel leidinggevende taken maar is ook met de andere Detentietoezichthouders werkzaam op de werkvloer.
(…) Als het zo is dat [B] zou hebben gezegd dat ik taken die eigenlijk tot mijn
functie behoorde heb overgedragen aan [appellant] en zonder dat dat de bedoeling van G4S zou zijn, dan antwoord ik daarop: ik zie het als mijn taak als operationeel manager dat wanneer ik expertise uit mijn Groepsleiders kan halen die goed is voor de uitvoering van de werkzaamheden voor G4S dan moet je daar naar mijn mening gebruik van maken. Maar ik herhaal wat ik op 1 maart 2018 schreef dat alle Groepsleiders de door mij beschreven werkzaamheden uitvoerden.
(…) [appellant] had als Groepsleider 20 a 35 Detentietoezichthouders onder zich. Dat aantal varieerde afhankelijk van het moment. Met allemaal hield hij functioneringsgesprekken, en dat was 1 a 2 keer per jaar.”
2.3.3
[getuige 3] , operationeel manager bij het ministerie van justitie (in het tussenarrest onder 3.7.6. aangeduid als [getuige 3] ) heeft als getuige onder andere het volgende verklaard:

U toont mij productie 5 bij dagvaarding eerste aanleg, een getuigschrift. Ik herken dat als het getuigschrift dat ik heb opgesteld en ondertekend ten behoeve van [appellant] . Voor zover ik het weet is dit het enige getuigschrift dat ik voor hem heb afgegeven. Ik heb dat op zijn verzoek gedaan. Het komt niet zo heel vaak voor dat ik een getuigschrift opstel. Ik denk dat ik dit heb opgesteld redelijk recent na juni 2014.
Ik was Afdelingshoofd van het Detentiecentrum Alphen aan de Rijn en [appellant] verrichtte werkzaamheden op mijn afdeling. Op die afdeling werkten zowel DJI medewerkers als ook G4S-medewerkers. Ik was voor beiden verantwoordelijk. Ik beschouwde mij daarom als leidinggevende van de G4S-medewerkers.
Puttend uit mijn herinnering heb ik de werkzaamheden die door [appellant] zijn verricht en die ik heb opgeschreven zelf geformuleerd. Ik zal ongetwijfeld wel eens functieomschrijving hebben gelezen, maar ik kan mij niet herinneren dat ik een specifieke omschrijving heb gebruikt bij het opstellen van dit getuigschrift. Ik herinner me wel dat ik in verband met het opstellen van dit getuigschrift contact heb gehad met mijn collega Afdelingshoofd [I] . We hebben de door [appellant] verrichte werkzaamheden toen samen besproken.
Normaal gesproken vond een keer per week een werkoverleg plaats. Bij dat werkoverleg waren dan aanwezig ik zelf als Afdelingshoofd, [appellant] als Groepsleider, incidenteel de Unitmanager en of de Functiebegeleider en de Detentietoezichthouders die op dat moment aan het werk waren en daarvoor waren uit geroosterd. Dit betekende in de regel dat aan het werkoverleg zo een 6 a 12 mensen deel namen. Ik zat dat voor maar bij mijn afwezigheid zat [appellant] het werkoverleg voor. Binnen mijn team werkten ongeveer 20 Detentietoezichthouders van G4S. [appellant] was Groepsleider voor hen allemaal. Dat hield in dat hij mij geregeld op de hoogte stelde van ontwikkelingen. Zo kwam het voor dat hij om 09:00 uur s’ ochtends als ik aankwam zei: ik heb gesprek gehad met die en die want die is nu voor de tweede keer te laat gekomen. Of hij stelde een nieuwe medewerker voor. Op dat werkoverleg werden lopende zaken besproken, bijzonderheden aangaande gedetineerden, PZ-zaken en overige mededelingen.
Een voorbeeld van het aanspreken van medewerkers op houdingsaspecten is te laat komen. Een ander voorbeeld is het niet correct gekleed zijn. Maar ook sprak [appellant] medewerkers erop aan wanneer zij moeite hadden met een juiste bejegening van de gedetineerden. Het ging hier om vreemdelinggedetineerden en dat is een hele moeilijke groep; eigenlijk de moeilijkste groep waarmee ik in mijn bijna 30-jarige loopbaan bij DJI te maken heb gehad. Als Detentietoezichthouders dat dan niet goed deden dan sprak hij ze erop aan bijvoorbeeld om escalatie te voorkomen.
Het is mijn ervaring dat alle Groepsleiders de door mij in het getuigschrift beschreven werkzaamheden vervulden. Zo heb ik op Schiphol gewerkt en de werkzaamheden van de Groepsleiders daar verschilden niet veel met wat ik heb opgeschreven. (…) Zoals ik net heb gezegd was er op deze afdeling ook een Functiebegeleider dat was de tegenhanger van de Unitmanager, de naam van de Functiebegeleider in oost 2 schiet mij even niet te binnen maar ik heb zijn gezicht voor ogen. Hij kwam meen ik uit het nieuwe Lloyd. Deze persoon was geen meewerkend voorman. Er waren meen ik twee Unitmanagers, een hebt u net gezien en dat was [getuige 2] . De ander heette geloof ik [Y] .
Ik heb in Alphen aan de Rijn gewerkt tot ongeveer 2010. (…)
Als de RC opmerkt dat het getuigschrift betrekking heeft op de periode 2008 tot juni 2014 zeg ik: dat is dan een omissie van mijn kant, want ik had dan eigenlijk moeten opmerken dat ik maar een deel van die periode direct met [appellant] heb samen gewerkt.”
2.4.1
Zoals onder overweging 3.7.8 van het tussenarrest is genoemd heeft [P] , HR Adviseur DJI, schriftelijk verklaard dat de werkzaamheden van een detentietoezichthouder niet – zelfs niet bij benadering – te vergelijken zijn met die van een Functiebegeleider; de Functiebegeleider vormt samen met het Afdelingshoofd het zogenaamde duale management van een afdeling; de taken van de Functiebegeleider zijn uitsluitend leidinggevend en organisatorisch van aard en dus niet uitvoerend van aard. Dit komt ook overeen met de onder overweging 3.7.6. van het tussenarrest geciteerde opmerking van [A] , werkzaam bij DJI, dat “(…)
de functies functiebegeleider DBV of teamleider beveiliging GW, (…) alleen leidinggevenden en niet meewerkend voormensen (zijn).”.Getuige [getuige 1] heeft verklaard van zowel [P] (in het proces verbaal aangeduid als ‘ [D] ’) als van [E] te hebben vernomen: “
De Functiebegeleider is onderdeel van het duaal management. Hij is een van de twee leidinggevenden op de afdeling, de andere leidinggevende is het afdelingshoofd. De Functiebegeleider heeft geen rol op de werkvloer en heeft geen interactie met de gedetineerden uit hoofde van zijn functie.’
2.4.2
[appellant] erkent, in zijn memorie na gehouden getuigenverhoor onder randnummer 18,
‘volledig dat de functiebegeleider tezamen met het afdelingshoofd het zogenaamde duale management vormt, zo ook dat de taken van de functiebegeleider uitsluitend leidinggevend en organisatorisch van aard zijn, en niet uitvoerend van aard’.
2.5
De te beantwoorden vraag is daarmee of [appellant] in zijn functies Groepsleider/detentietoezichthouder uitsluitend leidinggevende taken verrichtte, en geen uitvoerende werkzaamheden zoals dat door een meewerkend voorman pleegt te geschieden.
2.6.1
Getuige [getuige 1] heeft verklaard: “
Maar in algemene zin en in de huidige situatie is het zo, in het verleden was het denk ik niet anders, dat een Groepsleider ongeveer 10 procent van de tijd besteedt aan groepsleiderstaken en voor de rest van de tijd meewerkend voorman (Detentietoezichthouder) is.”
2.6.2
Getuige [getuige 2] heeft, samengevat, verklaard dat [appellant] in de tijd dat hij Groepsleider was, diverse leidinggevende taken uitvoerde. [getuige 2] heeft daaraan toegevoegd dat [appellant] , toen hij (weer gewoon) Detentietoezichthouder was, die leidinggevende taken niet meer uitoefende: “
Als gewoon Detentietoezichthouder had hij die leidinggevende taken niet (…)”.
2.6.3
Uit de verklaring van getuige [getuige 3] blijkt ook dat [appellant] , toen hij de functie Groepsleider vervulde, leidinggevende taken uitoefende. Zo verklaart hij dat [appellant] , bij afwezigheid van [getuige 3] , het werkoverleg voorzat en dat hij detentietoezichthouders soms op hun gedrag aansprak.
2.6.4
Anderzijds wordt in de verslagen van de door [getuige 2] met [appellant] gehouden functioneringsgesprekken geen melding gemaakt van door [appellant] verrichte leidinggevende taken. [appellant] wijdt dat aan het feit dat er voor de functie Groepsleider geen apart functioneringsgespreksformulier bestond, en daarom het formulier van de Detentietoezichthouder, dat geen leidinggevende taken verrichtte, werd gebruikt. Ook maakt [appellant] in het door hem in eerste aanleg aanvankelijk opgestelde overzicht van door hem dagelijks verrichte werkzaamheden, geen melding van leidinggevende taken. Hij verklaart dat, zo begrijpt het hof, door er op te wijzen dat het noemen van die leidinggevende taken op dat moment niet relevant was.
2.6.5
Nu de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] expliciet melding maken van door [appellant] verrichte leidinggevende taken, en het door een Groepsleider verrichten van leidinggevende taken ook door [getuige 1] niet wordt uitgesloten, gaat het hof ervan uit dat [appellant] , in de periode dat hij Groepsleider in het detentiecentrum in Alphen aan de Rijn was, leidinggevende taken uitoefende.
2.7
Ten aanzien van de vraag of [appellant] als groepsleider uitsluitend leidinggevende taken verrichtte, en hij geen uitvoerend werk deed, overweegt het hof als volgt.
2.7.1
[appellant] zelf verklaart in zijn memorie na gehouden getuigenverhoor, dat hij,
‘naast de niet door G4S betwiste werkzaamheden,ookwerkzaamheden van leidinggevende aard heeft verricht’(randnummer 76; onderstreping door hof). In randnummer 83 van diezelfde memorie voegt hij daar aan toe dat hij als Groepsleider van detentietoezichthouders
‘een veel uitgebreider takenpakket en meer leidinggevende verantwoordelijk- en bevoegdheden (had) dan een detentietoezichthouder’. Het hof begrijpt deze verklaringen aldus dat [appellant] niet alleen werkzaamheden van leidinggevende aard uitoefende. Zoals in het tussenarrest is overwogen (overweging 3.7.4), heeft [appellant] in eerste aanleg, bij conclusie van repliek, gesteld dat hij is aangenomen als detentietoezichthouder, en niet als objectbeveiliger en heeft hij daartoe een uitgebreide weergave gemaakt van ‘een typische werkdag als groepsleider’. In die weergave wordt geen melding gemaakt van leidinggevende taken. In de nadien door [appellant] aangepaste weergave van de normaliter door hem verrichte werkzaamheden wordt wel melding gemaakt van leidinggevende werkzaamheden. [appellant] heeft nooit het standpunt ingenomen dat de door hem bij conclusie van repliek opgestelde weergave onjuist was. Het hof leidt daaruit af dat [appellant] zich op het standpunt stelt dat tot zijn reguliere werkzaamheden als Groepsleider zowel de werkzaamheden behoorden die hij bij conclusie van repliek vermeldde, als de werkzaamheden genoemd in de aangepaste weergave. Dat betekent dat [appellant] er zelf melding van heeft gemaakt een groot aantal niet-leidinggevende taken te verrichten, en daarmee taken van uitvoerende aard.
2.7.2
[getuige 2] verklaart dat de ‘extra taken’ die [appellant] als Groepsleider verrichtte ten opzichte van die van de Detentietoezichthouder, 8 tot 16 uur per week bedroegen. G4S meent dat dat slechts 4 uur per week betrof. Maar hieruit volgt dat ook [getuige 2] van mening is dat [appellant] voor de overige werktijd per week uitvoerende werkzaamheden (als Detentietoezichthouder) uitvoerde. Ook uit de verslagen van de door [getuige 2] gehouden functioneringsgesprekken valt geen andere conclusie te trekken dan dat [appellant] in ieder geval ook uitvoerende werkzaamheden verrichtte: van die werkzaamheden wordt immers een beoordeling gegeven.
2.7.3
De conclusie van het bovenstaande is dat [appellant] ook uitvoerende werkzaamheden verrichtte, en niet alleen leidinggevende taken had. Dat strookt ook met de getuigenverklaring van [getuige 3] . [getuige 3] verklaart: “Z
oals ik net heb gezegd was er op deze afdeling ook een Functiebegeleider dat was de tegenhanger van de Unitmanager, de naam van de Functiebegeleider in oost 2 schiet mij even niet te binnen maar ik heb zijn gezicht voor ogen. Hij kwam meen ik uit het nieuwe Lloyd. Deze persoon was geen meewerkend voorman.”[appellant] was gedurende een bepaalde periode Groepsleider, maar niet Unitmanager. [getuige 3] verklaart dat de Unitmanager de tegenhanger was van de Functiebegeleider. Functiebegeleider is daarmee te vergelijken met een functie die duidelijk hoger is dan de functie die door [appellant] werd uitgeoefend.
2.8
Ten slotte acht het hof het ook niet erg waarschijnlijk dat DJI haar management uitbesteedt aan een werknemer van G4S. Voor zover [getuige 2] delen van zijn leidinggevende rol aan [appellant] heeft overgelaten, is dat zonder instemming van G4S geschied. Dit kan er niet toe leiden dat [appellant] thans met succes het bijbehorende loon kan claimen.
2.9
Het voorgaande leidt tot de slotsom, dat de door [appellant] uitgeoefende werkzaamheden, niet geheel of vrijwel geheel overeenkomen met die van Functiebegeleider. De door hem verrichte werkzaamheden behoren daarom niet tot functieschaal 8 BBRA. Dat betekent dat het aan [appellant] door G4S betaalde salaris niet lager is dan datgene waarop [appellant] recht had. De door [appellant] aangevoerde grieven in principaal appel falen.
2.1
De conclusie is dat zowel de grieven in principaal appel als in incidenteel appel falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in principaal appel in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de proceskosten in principaal appel worden veroordeeld; G4S zal als de in incidenteel appel in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in incidenteel appel worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal appel, tot op heden aan de zijde van G4S begroot op € 726,- aan verschotten en € 3.222,- voor salaris en € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
veroordeelt G4S in de kosten van het geding in incidenteel appel, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.611,- voor salaris en € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. C. Boot, F.J. Verbeek en I.A. Haanappel-van der Burg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 april 2020.