In deze zaak heeft verzoeker op 16 januari 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van het Gerechtshof Amsterdam, in het kader van zijn strafzaak met parketnummer 23-002126-17. Het verzoek tot wraking is gedaan tijdens een openbare zitting van de meervoudige strafkamer. Verzoeker, bijgestaan door mr. S. Konya, heeft verschillende gronden aangevoerd voor zijn verzoek, waaronder onjuistheden in het proces-verbaal van eerdere zittingen en het feit dat hij zonder rechtsbijstand is gehoord op een cruciale zitting. De raadsheren hebben op 4 februari 2020 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en hebben aangegeven niet te berusten in de beschuldigingen van verzoeker. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek vond plaats op 11 februari 2020, waarbij ook de advocaat-generaal, mr. S.P. Visser, aanwezig was en concludeerde tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende zijn om te oordelen dat de rechters vooringenomenheid koesterden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking voor wat betreft een van de gronden en heeft het verzoek tot wraking voor het overige afgewezen. De beslissing is genomen op 25 februari 2020 en is openbaar uitgesproken.