ECLI:NL:GHAMS:2020:1255

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
200.236.830/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ongetekende overeenkomst en aansprakelijkheid Team 10 B.V. c.s.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en Team 10 B.V. c.s. [appellant] was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vorderingen waren afgewezen. De kern van het geschil betrof de vraag of een ongetekende overeenkomst tussen [appellant] en Team 10 B.V. een juiste weergave was van de gemaakte afspraken. Het hof oordeelde dat de ongetekende overeenkomst inderdaad de juiste weergave was van de afspraken tussen partijen, ondanks het ontbreken van een handtekening. Het hof concludeerde dat er geen grondslag was voor de vorderingen van [appellant], omdat er geen onrechtmatig handelen was vastgesteld en de vorderingen onvoldoende waren onderbouwd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en verwees [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

De zaak begon met een geschil over de oprichting van Team 10 B.V. en de afspraken die daarover waren gemaakt. [appellant] had een eenmanszaak onder de naam Team 10 en had gesprekken gevoerd met verschillende partijen over een samenwerking. Er was een ongetekende overeenkomst opgesteld, maar [appellant] betwistte de inhoud en de geldigheid ervan. Het hof oordeelde dat de overeenkomst een juiste weergave was van de afspraken, en dat [appellant] niet had aangetoond dat hij recht had op de gevorderde bedragen. De vorderingen van [appellant] werden afgewezen, en het hof bevestigde dat Team 10 B.V. c.s. niet onrechtmatig hadden gehandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.236.830/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/622134/HA ZA 17-61
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 maart 2020
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. D.G. Peters te Amsterdam,
tegen

1.TEAM 10 B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

2. [X] BEHEER B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. [Y] HOLDING B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats] ;

4. [Z] BEHEER B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats] ;
geïntimeerden,
advocaat: mr. M. Breur te 's-Gravenhage.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant zal hierna [appellant] worden genoemd. Geïntimeerden zullen gezamenlijk Team 10 B.V. c.s. genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 22 december 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2017, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Team 10 B.V. c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vorderingen zal toewijzen met veroordeling van Team 10 B.V. c.s. in de kosten van het geding in beide instanties.
Team 10 B.V. c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep vermeerderd met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.21 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Behoudens hetgeen is aangevoerd bij grief 1 zijn deze feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en rekening houdend met grief 1, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant] heeft gedurende een periode van tien jaar als eenmanszaak onder de naam
“Team 10” hardlooptrainingen verzorgd. Deze eenmanszaak werkte samen met de door
[appellant] opgerichte vereniging “De Verenigde Lopers Team l0’ (hierna: de Vereniging).
Alle cursisten van [appellant] waren lid van de vereniging en betaalden contributie. De leden
van deze vereniging waren uit hoofde van hun lidmaatschap ook aangesloten bij de
Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie (KNAU). Voor zijn activiteiten maakte [appellant]
gebruik van een door hem gehuurd bedrijfspand aan de [appellant] (hierna: de
bedrijfsruimte).
2.2
In 2012 heeft [appellant] contact gezocht met [Y] (hierna: [Y] ), bestuurder van [Y] Holding B.V. (hierna [Y] Holding) Deze heeft op zijn beurt [X] (hierna: [X] ), bestuurder van [X] Beheer B.V. (hierna [X] Beheer), benaderd. [Y] en [X] hebben de mogelijkheid besproken te investeren in het bedrijf van [appellant] , maar daarvan afgezien zolang er geen directeur gevonden kon worden met een bewezen staat van dienst.
2.3
Rond dezelfde tijd voerde [appellant] gesprekken met de bestuurder van [Z]
Beheer B.V. (hierna [Z] Beheer), [Z] (hierna: [Z] ). Deze gesprekken hebben geleid tot een door [appellant] en [Z] (namens [Z] Beheer) op 13 mei 2012 ondertekende Letter of Intent. Voor zover relevant was in deze Letter of Intent het voornemen vastgelegd om te komen tot een samenwerking waarbij [Z] Beheer managementcapaciteit ter beschikking zou stellen aan Team 10. Als uitgangspunt daarbij werd genomen dat de activiteiten van Team 10 zouden worden ingebracht in een nieuw op te richten vennootschap Team 10 B.V. [Z] Beheer zou voor de geleverde managementcapaciteit een vergoeding ontvangen met mogelijkheid om deze om te zetten in een aandelenbelang in Team 10 B.V. De levenspartner van [Z] , [A] , werkzaam als jurist op een notariskantoor, heeft in een e-mailbericht van 30 mei 2012 aan [Z] bericht wat de juridische stappen (per vennootschap) waren die gezet moesten worden voor de oprichting van een holding en een werkmaatschappij waarbij de aandelen zullen worden volgestort door de inbreng van een eenmanszaak (die tenminste € 18.000,- waard is).
2.4
In deze periode en de periode erna heeft tussen [appellant] enerzijds en [X] .
[Y] en [Z] anderzijds overleg plaatsgehad over de structuur en de vervolgstappen.
Daarbij hebben laatstgenoemden vragen gesteld over de financiële situatie van de
eenmanszaak en zijn voorstellen uitgewisseld. In een e-mail van [Z] aan [X] ,
[Y] en [appellant] van 4 juli 2012 is onder meer het volgende te lezen:
“morgen eind van de dag zal ik een concept overeenkomst opstellen met daarin opgenomen
de balans per oprichtingsdatum van de oude eenmanszaak en de overdracht van een aantal
zaken.”
2.5
In een document met als kop
“OVEREENKOMST” worden in de aanhef de eenmanszaak Team 10 (in het document aangeduid als “De Eenmanszaak”) en Team 10 B.V. (aangeduid als “de Vennootschap”) als partijen genoemd. In dit document is het volgende te lezen:

IN AANMERKING NEMENDE DAT:
• De Eenmanszaak behoefte heeft aan ondersteuning bij de afwikkeling van haar
financieen:
• de Eenmanszaak heeft de Vennootschap verzocht de hierboven bedoelde
werkzaamheden te verlenen:
• (...)
• De Eenmanszaak bij oprichting van de Vennootschap tot statutair bestuurder is
benoemd;
• Partijen overeenstemming hebben bereikt omtrent de voorwaarden waaronder de
Vennootschap de werkzaamheden voor de Eenmanszaak zal verrichten en dat Partijen
daarbij de gemaakte afspraken thans op schrift wensen te stellen.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1 Opdracht
1.1
De Vennootschap zal met ingang van 13 juli 2012 in opdracht van de Eenmanszaak
belast zijn met de afhandeling van alle posten zoals deze op bijgevoegde balans per
13 juli 2012 (bijlage 1) opgenomen zijn.
1.2
De Eenmanszaak verklaart dat de bijgevoegde balans (bijlage 1) een juiste weergave is
van de debiteuren en crediteuren op 13 juli 2012. Alle posten die niet in deze balans zijn opgenomen vallen buiten deze overeenkomst.
1. De Vennootschap zal een mogelijk tekort van de Eenmanszaak bij de afwikkeling van
de debiteuren en crediteuren aanvullen tot maximaal € 25.000,-. Voor dit bedrag
verkrijgt de Vennootschap de volgende items en rechten van de Eenmanszaak:
- Methode Team 10 waarin de loopmethodiek beschreven is
- Het klantenbestand van de Eenmanszaak
- Het kantoormeubilair, zoals dat nu aanwezig is op [de bedrijfsruimte]
- Onder de Eenmanszaak ontwikkelde cursussen en clinics
- Het gebruik van de naam Team 10 en alle daarbij behorende uitingen
- De website, domeinnaamregistratie en mailadressen (…)”
Dit document is niet ondertekend. De bijlage ontbreekt.
2.6
Op 12 juli 2012 is Team 10 B.V. opgericht met als aandeelhouders in gelijke delen
[appellant] Holding B.V. (hierna [appellant] Holding), [X] Beheer, [Y] Holding en [Z] Beheer. Alle aandeelhouders hebben een geplaatst kapitaal gestort van € 4.500,- tot een totaal van € 18.000,-. Omdat [appellant] het aandeel van [appellant] Holding niet kon betalen, is tussen hem en Team 10 B.V. een overeenkomst van geldlening gesloten. [X] Beheer en [Y] Holding hebben daarnaast ieder een agiostorting gedaan van € 20.500,-. [Z] Beheer en [appellant] Holding zijn bestuurders van Team 10 B.V. geworden.
2.7
Op dezelfde datum is tussen de aandeelhouders van Team 10 B.V. een
aandeelhoudersovereenkomst gesloten en tussen [appellant] Holding en Team 10 B.V. een
managementovereenkomst. In de aandeelhoudersovereenkomst en in de
managementovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen op grond waarvan het de aandeelhouders verboden is om, kort gezegd, gedurende zes maanden na beëindiging van de overeenkomst met Team 10 B.V. concurrerende werkzaamheden te verrichten. Ook is een relatiebeding opgenomen dat aandeelhouders verbiedt om gedurende twaalf maanden na beëindiging van de overeenkomst personen in dienst te nemen of te werk te stellen die ook voor Team 10 B.V. werkzaam zijn of actief contractspartijen te werven waarmee Team 10 B.V. ook een contractuele relatie heeft of had. De aandeelhoudersovereenkomst heeft de volgende aanhef:
“(...)
IN OVERWEGING NEMENDE:
A. dat (...) [appellant] thans een onderneming in de vorm van een eenmanszaak drijft
(...). hierna te noemen: de “Onderneming”;
B. dat ter uitvoering van de sub A. bedoelde werkzaamheden een besloten
vennootschap (...) zal worden opgericht, onder de naam Team 10 BV. (...);
C. dat voor het succesvol voortzetten van de onderneming naar schatting een kapitaal
benodigd is van € 50.000,- (…), in welk kader [ [appellant] ] [ [Y]
Holding] en [ [X] Beheer] heeft benaderd;
D. dat tevens voor het succesvol voortzetten van de onderneming goed management
van de onderneming benodigd is, in welk kader [ [appellant] ] [ [Z] Beheer] heeft
benaderd;
E. dat [ [Y] Holding] en [ [X] Beheer] bereid zijn gezamenlijk (derhalve ieder €25.000,-) de benodigde financiering van € 50.000,- voor haar rekening te
nemen, en wensen te participeren in [Team 10 B.V.];
F. dat [ [Z] Beheer] bereid is bepaalde management taken voor haar rekening te
nemen, en tevens wenst te participeren in [Team 10 B.V.];
G. dat [ [appellant] ] ook zal participeren in [Team 10 B.V.] en dat hij dit zal doen door
middel van een nog op te richten vennootschap onder de naam [ [appellant] Holding]
(...);
F. dat hieromtrent door Partijen afspraken op hoofdlijnen zijn gemaakt, doch welke
afspraken zij in de onderhavige overeenkomst nader wensten uit te werken en vast
te leggen, onder meer terzake - doch niet beperkt tot - de financiering, de
rechtsverhouding tussen de Aandeelhouders onderling en de taken van het bestuur,
waarmee de eerder tussen Partijen gemaakte afspraken komen te vervallen; (...)”
2.8
De eenmanszaak Team 10 heeft middels diverse facturen in delen verschillende bedragen in rekening gebracht bij Team 10 B.V. voor “Verkoopmethode Team 10, klantenbestanden, inventaris kantoor e.d.” Ook blijkt uit bankafschriften van de eenmanszaak Team 10 dat bedragen door Team 10 B.V. zijn overgemaakt met de omschrijving
“deel [1-7] betaling doorstart”en op 17 september 2012 met de omschrijving
“laatste deel overdracht Team 10”.Het bedrag van deze laatste betaling, € 3.500,-, correspondeert met een factuur d.d. 17 september 2012.
2.9
Op 10 september 2012 heeft [Z] een e-mail gestuurd aan [X] , [Y]
en [appellant] met, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
“(...) Financiële situatie:
De oude schulden en baten uit de eenmanszaak zijn grotendeels afgehandeld. Daarbij
bleken er minder baten te zijn en de schuldenlast groter dan verwacht. (...) Veel van deze schuldeisers zijn akkoord gegaan met een regeling waarbij ze een deel (soms 2/3de) hebben
kwijtgescholden. (...)
We hebben nu alleen het punt bereikt van de 25000 euro die we uit zouden geven aan het overnemen van de schuldenlast. De resterende betalingen zullen dus als een lening aan [ [appellant] ] verleend moeten worden. Met [ [appellant] ] is afgesproken dat hij vanavond gaat bekijken wat hij hier maandelijks aan kon afbetalen. Voorlopig is de BV in staat om bovenstaand bedrag voor te schieten als een lening. In de nabije toekomst kan deze lening de cashflow positie uiteraard wel gaan bedreigen. (...)
Als bovenstaande allemaal is afgehandeld blijven er voor [ [appellant] ] nog als schuldeisers over: (...)
Al met al zijn we afgelopen tijd weinig meevallers tegen gekomen en zullen we komende tijd hard moeten knokken om de doelstellingen te gaan halen. Wel is het uiteraard prettig om nu schoon schip te hebben gemaakt en weer de volle aandacht te kunnen geven aan de toekomst van Team 10 (...).”
2.1
Op 12 september 2012 heeft [appellant] deze e-mail, via antwoord allen, beantwoord. In deze e-mail is het volgende te lezen:
“In antwoord/aanvulling op de mail van [ [Z] ]:
Ik heb thuis een eerste inventarisatie gemaakt en het overlegd.
Het is natuurlijk duidelijk dat het wel zal moeten op de een of andere manier en ik ben erg blij dat het er naar uitziet dat de BV bereid is de schuldenlast zodanig te spreiden dat deze in een keer kan worden afgedaan en ik vervolgens een overzichtelijke periode kan aflossen.
De rek thuis is er wel behoorlijk uit en het absolute uiterste dat ik kan gaan is een
afbetalingsregeling van 400 euro per maand. (...)
Met (...) (boekhouder) heb ik even de fiscale gevolgen overlegd. (...) het lijkt erop dat het gunstigst is als de BV een lening aan mij prive verstrekt waarmee ik zelf de schulden aflos.
Dat levert namelijk een compenseerbaar verlies op. Aan de andere kant betekent dat dat ik de afbetaling dan als privepersoon doe en het dus geen inhouding op de managementfee kan zijn.
Maar dat zijn details.
Ik hoop dat jullie akkoord kunnen gaan met deze constructie waardoor deze nare
schuldenlast van mij afvalt. (…)”
2.11
Kort na de oprichting van Team 10 B.V. is binnen het bestuur ervan onenigheid
ontstaan. Ook liepen de inkomsten terug. Hierover heeft overleg tussen de aandeelhouders plaatsgevonden. Op 18 november 2012 heeft een aandeelhoudersvergadering plaatsgevonden, waarbij alle aandeelhouders aanwezig waren. In de conceptnotulen van die vergadering is opgenomen dat in de vergadering het besluit is genomen [appellant] Holding als bestuurder te ontslaan en [X] Beheer als bestuurder te benoemen. Tussen partijen is niet in geschil dat op hetzelfde moment [Z] Beheer ook is afgetreden als bestuurder.
Daarnaast is in de notulen het voorstel opgenomen om, in verband met de teruglopende inkomsten, tijdelijk geen managementfee uit te keren. [appellant] Holding had als enige aandeelhouder bezwaar tegen dit voorstel. In de conceptnotulen is hierover het volgende opgenomen:
“De vergadering geeft [ [appellant] ] aan dat hij twee keuzes heeft.
- accepteren dat er geen management fee tot nader orde betaald gaat worden (...)
[ [appellant] ] kan dan wel aandeelhouder blijven;
- afstand doen van zijn aandelen en management overeenkomst en vervolgens de
ruimte krijgt om op andere manier zijn geld te verdienen (...).”
2.12
De conceptnotulen zijn aan de aandeelhouders toegezonden. Bij e-mail van
26 november 2012 heeft [appellant] deze voorzien van commentaar teruggezonden. Bij e-mail van dezelfde datum heeft [appellant] aan de andere aandeelhouders geschreven:
“Bij deze laat ik weten dat ik aandeelhouder zal blijven en akkoord ga met het voorstel om indien nodig gedurende een half jaar of langer af te zien van fee’s anders dan de huidige beloning voor de door mij verzorgde trainingen (EUR 1000.00 per maand,) en de daarvoor gemaakte onkosten.”
Blijkens een formulier van de Kamer van Koophandel is [appellant] Holding met ingang van 30 november 2012 uitgetreden als bestuurder van Team 10 B.V. Dit formulier is door [appellant] ondertekend.
2.13
De e-mailcorrespondentie tussen [Z] , [Y] en [X] van 28 en 29 november 2012 bevat onder meer de volgende citaten:
[Z] aan [X] , die op zijn beurt de e-mail heeft doorgestuurd aan [Y]
“(...)
- jullie hebben ieder 25000 ingelegd
- [ [appellant] ] en ik hebben naast arbeid ieder 4500 ingelegd, met de afspraak dat we
die er weer uit konden halen. [ [appellant] ] heeft dat al direct na oprichting gedaan en ik nog niet. (...)”
[Y] aan [Z] en [X] :
“(...) van de afspraak dat die 4500 er weer uit kon worden gehaald kan ik mijn niets
herinneren. (...) Lijkt me ook erg raar, dat is gewoon liet nominale kapitaal (...)”
[Z] aan [X] , met [Y] in de cc:
“Ja volgens mij is dat wel afgesproken. Jullie leveren geld 25000 ieder wij leveren arbeid (...) waar mee we de investering gelijk zouden trekken.
Juridisch kon het niet anders dan dat wij allemaal 4500 moesten inleggen in aandelen,
Waardoor jullie maar 20500 hoefden bij te storten om op 25000 uit te komen en wij 4500 terug konden boeken omdat wij geen geld zouden leveren maar arbeid. (...)”
[Z] aan [Y] , met [X] in de cc:
“Helemaal mee eens. (...) De bedragen die we tegoed hebben van [ [appellant] ] moeten we dan goed op een rij zetten. Vrees dat hij het uiteraard allemaal anders zien en niet zo heeft begrepen. Misschien is het dan wel handig om nog niet al zijn facturen te betalen, zodat we wat wisselgeld hebben?”
[Y] aan [Z] en [X] :
“(...) Maar dat zetten we dan op papier en verder is er geen geld dus werken we even goed gratis toch?
Verder doet het er allemaal niet zo toe. We gaan door met [ [appellant] ] in een neutrale positie.
Wel met aandelen. Als we er wat moois van maken dan zullen we uiteindelijk [ [appellant] ] moeten uitkopen. (...) Wellicht ook expliciet maken dat de andere schulden die hij heeft (...) niet worden overgenomen.
Laten we eerst maar zorgen dat het een swingende tent wordt. Wanneer kan ik dat filmpje gaan hypen?”
2.14
Op 24 december 2012 heeft [appellant] zonder toestemming van de overige
aandeelhouders van Team 10 B.V. een bedrag van € 10.800,- overgemaakt van een rekening van Team 10 B.V. naar een privérekening van hem.
2.15
Vanaf omstreeks begin december 2012 heeft [appellant] trainers van Team 10 B.V.
telefonisch en per e-mail benaderd om, buiten Team 10 B.V. om, voor hem te gaan werken. Zo heeft hij bij e-mail van 27 december 2012 aan één van de trainers van Team 10 B.V. onder
meer het volgende geschreven:
“De samenwerking tussen mij aan de ene kant en [ [Z] , [X] en [Y] ] aan
de andere kant is in principe per 1 januari beëindigd. Hoe we voortgaan is nu nog niet
duidelijk, maar je kunt ervan uitgaan dat ik op de een of andere manier doorga met
datgene te doen waar ik goed in ben. (...) Ik wil je verzoeken om deze mail vooralsnog niet met hun te bespreken. Overigens sta ik er zeer voor open om samen met jou te werken aan een aantal verbeteringen van de cursus zolang dat mijn belangen niet schaadt. Het moge duidelijk zijn dat nu de wegen tussen mij en [ [X] c.s.] scheiden het werken aan verbeteringen ten behoeve van [ [X] c.s.] niet in mijn belang is.”
2.16
Bij brief van 27 december 2012 heeft een advocaat namens Team 10 B.V. [appellant] en [appellant] Holding. gesommeerd de onder 2.14 genoemde “onrechtmatige overboeking” terug te storten en [appellant] gesommeerd per ommegaande schriftelijk te bevestigen dat “
(a) iedere samenwerking tussen cliënte [Team 10 B.V.] en u per 1 januari 2013 is beëindigd, (b) dat u de verplichtingen uit het concurrentie- en relatiebeding in acht zal nemen en (c) het gebruik van de handelsnaam Team 10 in uw nieuwe e-mailadres staakt. (…)”Tevens is [appellant] bij deze brief met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld.
2.17
Op een algemene aandeelhoudersvergadering van 31 december 2012, waarbij
[X] , [Y] en [Z] aanwezig waren, maar [appellant] niet, zijn de besluiten van de aandeelhoudersvergadering van 18 november 2012 bekrachtigd.
2.18
Bij brief van 10 januari 2013 heeft Team 10 B.V. de managementovereenkomst met
[appellant] Holding voor zover deze nog zou bestaan, opgezegd met inachtneming van een
opzegtermijn van drie maanden. Ook heeft Team 10 B.V. bij deze brief de
trainingsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 28 februari 2013.
2.19
Bij vonnis van 5 april 2013 in een kort geding, aangespannen door Team 10 B.V.
c.s., zijn [appellant] Holding en [appellant] veroordeeld tot onverkorte naleving van, kort gezegd, de aan [appellant] opgelegde non-actiefstelling en de uit de management- en aandeelhoudersovereenkomst voortvloeiende concurrentie- en relatiebedingen. Daarnaast zijn zij ertoe veroordeeld het gebruik van de handelsnaam Team 10 te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom.
2.2
Nadat Team 10 B.V. c.s. had geconstateerd dat [appellant] , ondanks het
kortgedingvonnis, doorging met het op persoonlijke titel voortzetten van de activiteiten van Team 10 heeft zij hem laten weten aanspraak te maken op de verbeurde dwangsommen. In reactie daarop heeft [appellant] in kort geding getracht de incasso van de dwangsommen te verhinderen. Bij vonnis van 24 oktober 2013 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam de gevraagde voorzieningen geweigerd. De door Team 10 B.V. in reconventie ingestelde vorderingen zijn toegewezen. Deze zagen op het verbieden van het gebruik van de website en domeinregistratie [website] en bijbehorende registraties en op verhoging van de dwangsommen uit hoofde van het vonnis van 5 april 2013. Bij arrest van
14 oktober 2014 heeft dit hof dat vonnis bekrachtigd.
2.21
In de periode augustus tot en met november 2013 is sprake geweest van een
geleidelijke afbouw en overdracht van de activiteiten van Team 10 B.V. In deze periode zijn door Team 10 B.V. c.s. afspraken gemaakt met vereniging Loopqlub over het door haar voortzetten van de activiteiten en de afhandeling van bestaande schulden. Vanaf september 2013 is Team 10 B.V. geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Op 28 november 2014 is Team 10 B.V. opgehouden te bestaan. Hiervan is melding gemaakt bij de Kamer van Koophandel op 9 januari 2015.

3.Beoordeling

3.1
[appellant] vordert in deze procedure een aantal verklaringen voor recht en veroordeling tot betaling van verschillende bedragen.
De bedoelde verklaringen voor recht behelzen dat het hof voor recht verklaart:
( i) dat de naam Team 10 aan [appellant] toebehoort met de daarbij behorende methode, domein en e-mailadressen;
(ii) dat Team 10 B.V. c.s. ieder voor zich hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade aan [appellant] voortkomende uit hun gezamenlijk onrechtmatig handelen waaronder het houden van [appellant] aan non-concurrentiebedingen, het verbod op gebruik van de naam Team 10 en het relatiebeding, ingevorderde dwangsommen, en de overdacht van aan hem behorende rechten aan derden;
(iii) dat alle executiemaatregelen op grond van de vonnissen van 5 april 2013 en van
24 oktober 2013 onrechtmatig zijn en dienen te worden gestaakt dan wel dat alle schade die [appellant] hierdoor lijdt wordt gecompenseerd.
De gevorderde veroordelingen tot betaling zien op de volgende posten:
(iv) de huurschuld van de Veemarkt van € 16.137,90 conform het vonnis van de kantonrechter van 19 juni 2013;
( v) de contributies aan de atletiekunie van € 12.000,-;
(vi) € 14.886,- ex btw voor de gemaakte onkosten, de management fee en de gegeven cursussen in 2013;
(vii) een voorschot van € 25.000,- aan verloren gegane goodwill;
(viii) een voorschot op de schade op het inkomen van [appellant] ter hoogte van €100.000,-;
(ix) vergoeding van de kosten van de kortgedingprocedures waaronder de kosten van het vonnis van 5 april 2013, het vonnis van 24 oktober 2013 alsmede het arrest van 14 oktober 2014 en de kosten van cassatie;
( x) de handelsrente subsidiair de wettelijke rente over (iv) tot en met (viii) vanaf 6 augustus 2013;
(xi) vergoeding van de volledige proceskosten op basis van artikel 1019h Rv van dit geding en de eerdere gedingen begroot op € 48.816,-, te vermeerderen met rente en nakosten.
3.2
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank overwogen dat uit alle feiten en omstandigheden volgt dat de ongetekende overeenkomst, hierboven geciteerd onder 2.5, een juiste weergave is van de tussen partijen gemaakte afspraken. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de vorderingen noch op grond van toerekenbare tekortkoming, noch op grond van onrechtmatige daad kunnen worden toegewezen. [appellant] is veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met tien grieven op.
3.3
Met
grief 1is reeds rekening gehouden bij de vaststelling van de feiten.
3.4
Grief 2bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de ongetekende overeenkomst, hierboven genoemd onder 2.5, een juiste weergave is van de afspraken tussen partijen. Daartoe stelt [appellant] dat was afgesproken dat de eenmanszaak zou worden overgenomen met alle baten en lasten.
Grief 4bouwt daarop voort en klaagt over de afwijzing van vordering betreffende de huurschuld.
3.5
Ter toelichting op deze grieven heeft [appellant] aangevoerd dat de bijlage bij de ongetekende overeenkomst ontbreekt, zijnde de balans van 13 juli 2012. Volgens [appellant] heeft de rechtbank miskend dat na de betaling van 17 september 2012 wel degelijk overleg is geweest over het overnemen van schulden, waaronder de schuld aan de verhuurder van het bedrijfspand. Volgens [appellant] blijkt uit de e-mail van 10 september 2012 dat zowel de baten als de lasten zijn overgenomen door Team 10 B.V. Ook is blijkens de e-mails van
16 september 2012 nagedacht over een oplossing en over vormen van samenwerking.
Team 10 B.V. c.s. wist bovendien dat [appellant] nooit akkoord zou zijn gegaan met de regeling zoals in de ongetekende overeenkomst is weergegeven.
3.6
Team 10 B.V. c.s. voeren hiertegen het volgende aan. Team 10 B.V. c.s. stellen dat de overeenkomst onder 2.5 de juiste weergave is van de overeenkomst tussen partijen. Zij stellen dat uit de e-mail van 4 juli 2012 van [Z] aan [appellant] blijkt dat partijen hun afspraken binnen enkele dagen zouden vastleggen. [appellant] heeft niet betwist deze e-mail te hebben ontvangen. De overeenkomst die door [Z] is opgesteld en op 9 juli 2012 aan [appellant] is overhandigd, kan dan ook niet als een verrassing zijn gekomen. Daarbij komt dat partijen hun afspraken op 12 juli 2012 nog eens hebben bevestigd en wel in de aandeelhoudersovereenkomst. De begroting, de overeenkomst van 9 juli 2012 en de aandeelhoudersovereenkomst sluiten naadloos op elkaar aan. Uit niets blijkt dat de activa en passiva zijn overgenomen. Ook is nimmer overeengekomen dat de goodwill zou worden overgenomen. Er is enkel afgesproken een aantal met name genoemde activa over te nemen. [appellant] stuurde daarvoor facturen en die zijn ook betaald.
Dat de bijlage bij de overeenkomst ontbrak brengt niet mee dat er geen overeenstemming is bereikt. De inhoud van de balans was ook van ondergeschikt belang.
Team 10 B.V. c.s. betwisten voorts dat is overeengekomen dat de huurschuld zou worden overgenomen. Wel is juist dat partijen de bedoeling hadden om kantoor te houden in het bedrijfspand en daarvoor huur te betalen aan de eenmanszaak.
Dat Team 10 B.V. de huurschuld op zich had genomen volgt ook niet uit de inhoud van de (concept)brief van 16 september 2012. Het gaat hier om een schikkingsvoorstel van [appellant] zelf aan de verhuurder van € 2.500 tegen finale kwijting. Zou dat schikkingsvoorstel worden aanvaard door de verhuurder, dan was Team 10 B.V bereid de huurovereenkomst over te nemen. Dit schikkingsvoorstel is nimmer aanvaard en overname van de huurovereenkomst heeft nooit plaatsgevonden.
Tot slot betwisten Team 10 B.V. c.s. dat de overeenkomst voor [appellant] ongunstig zou zijn.
3.7
Het hof overweegt als volgt.
Vaststaat dat partijen hebben onderhandeld over samenwerking en dat [Z] na afloop van de bespreking op 4 juli 2012 per e-mail aan de toekomstige aandeelhouders van de nog op te richten vennootschap Team 10 B.V. heeft laten weten dat hij de afspraken op papier zou zetten en dat daarin zou worden opgenomen de balans van de eenmanszaak per oprichtingsdatum van de B.V. en de overname van een aantal activa. Team 10 B.V. c.s. verklaren dat de overeenkomst, vermeld onder 2.5, die door [Z] is opgesteld op 9 juli 2012, die schriftelijke vastlegging betreft. [appellant] betwist dat maar stelt niet dat [Z] , ter uitvoering van zijn e-mail van 4 juli 2012, een andere overeenkomst (met een andere inhoud) op schrift heeft gesteld of dat [appellant] daar navraag naar heeft gedaan. Voorts is Team 10 B.V. daadwerkelijk opgericht op 12 juli 2012. Tevens staat vast dat op 12 juli 2012 tussen partijen de hierboven onder 2.7 genoemde aandeelhoudersovereenkomst is gesloten waarin, kort gezegd, is vermeld dat de activiteiten van de eenmanszaak zouden worden voortgezet door Team 10 B.V. en dat daarvoor een bedrag van € 50.000,- in de vennootschap zou worden gestort. Deze aandeelhoudersovereenkomst sluit naadloos aan bij de overeenkomst, vermeld onder 2.5.
3.8
Verder staat vast dat [Z] , nadat Team 10 B.V. was opgericht, in overleg is getreden met een aantal schuldeisers en heeft geprobeerd tot sanering van de schulden te komen, zoals in bedoelde overeenkomst vermeld onder 1.1 (opdracht). Op die manier is de schuldenlast ook daadwerkelijk aanzienlijk verminderd.
Tevens staat vast dat Team 10 B.V., naar aanleiding van daartoe verzonden facturen, diverse bedragen heeft overgemaakt aan de eenmanszaak, ten titel van “Verkoop methode Team 10, klantenbestanden, inventaris kantoor e.d.” Deze betalingen sluiten aan bij de in bedoelde overeenkomst opgenomen afspraken. Hieruit blijkt dat beide partijen daadwerkelijk uitvoering hebben gegeven aan de afspraken zoals neergelegd in de overeenkomst, vermeld onder 2.5.
3.9
Uit deze feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de inhoud van de overeenkomst, vermeld onder 2.5, een juiste weergave is van wat partijen (mondeling) zijn overeengekomen. Anders dan [appellant] bepleit, doet daaraan niet af dat de bijlage ontbreekt. Evenmin doet daaraan af dat partijen, nadat de schuldenlast veel groter bleek te zijn dan partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dachten, hebben geprobeerd om in gezamenlijkheid tot een oplossing daarvoor te komen.
Dat partijen zouden zijn overeengekomen dat Team 10 B.V. alle activa en passiva van de eenmanszaak zou overnemen blijkt uit niets. Weliswaar is in de gesprekken tussen [appellant] en [Z] in eerste instantie gesproken over het inbrengen van de eenmanszaak in een nog op te richten vennootschap, maar niet is voldoende gemotiveerd gesteld of gebleken dat [Z] en de andere (latere) aandeelhouders van Team 10 B.V. daar ooit mee hebben ingestemd. Anders dan [appellant] betoogt, kan het bestaan van een dergelijke afspraak ook niet worden gelezen in de e-mail van 10 september 2012 van [Z] . Sterker nog, daaruit volgt juist de bevestiging van de afspraak dat de bijdrage aan de schuldenlast van de eenmanszaak beperkt zou zijn tot € 25.000,- en dat [appellant] zelf verantwoordelijk was voor de aflossing van het resterend deel. Dit volgt uit de zinsnede: “
We hebben nu alleen het punt bereikt van de 25000 euro die we uit zouden geven aan het overnemen van de schuldenlast. De resterende betalingen zullen dus als een lening aan [ [appellant] ] verleend moeten worden.”Uit de e-mail van [appellant] van
12 september 2012, in antwoord op deze e-mail, volgt dat ook hij ervan uitging dat de schulden door hem moesten worden afgelost en dat hij blij was met de bereidheid van de anderen om hem daarvoor een lening te verstrekken.
3.1
Dat Team 10 B.V. gehouden zou zijn tot aflossing van de huurschuld betreffende het bedrijfspand volgt aldus niet uit de overeenkomst, nu dat niet was afgesproken. Ook volgt dat niet uit de afspraak dat Team 10 B.V. gebruik zou maken van het bedrijfspand als kantoorlocatie. Daarvoor betaalde Team 10 B.V. immers huur aan de eenmanszaak, zoals onbetwist door Team 10 B.V. c.s. gesteld. Evenmin volgt een dergelijke afspraak uit de (concept)brief van 16 september 2012, bestemd voor de verhuurder. Zoals terecht door Team 10 B.V. c.s. opgemerkt, volgt daaruit slechts een schikkingsvoorstel van [appellant] aan de verhuurder tot betaling van € 2.500,- tegen finale kwijting, waarbij Team 10 B.V. c.s. bereid waren de huurovereenkomst over te nemen indien dat schikkingsvoorstel zou worden aanvaard door de verhuurder. Hieruit volgt niet dat Team 10 B.V. c.s. zich bereid hebben verklaard om de bestaande huurschuld af te lossen.
De conclusie is dan ook dat [appellant] geen feiten of omstandigheden heeft gesteld waaruit volgt dat op Team 10 B.V. c.s. de verplichting rust tot aflossing van de huurschuld.
3.11
Uit het voorgaande volgt dat de
grieven 2 en 4falen.
3.12
Grief 7 tot en met 10klagen over het oordeel van de rechtbank dat Team 10 B.V. c.s. niet onrechtmatig hebben gehandeld jegens [appellant] bij het sluiten van de onder 2.5 vermelde overeenkomst, bij de overdracht van de activa en door [appellant] aan de het concurrentiebeding te houden. [appellant] voert daartoe aan dat er geen akte van overdracht was, ondanks de toezegging van [Z] dat hij een dergelijke akte zou opstellen. [appellant] stelt dat de aandeelhouders [X] Beheer, [Y] Holding en [Z] Beheer op zijn minst toerekenbaar tekortgeschoten zijn in het rekening houden met de belangen van [appellant] . Volgens [appellant] is de door Team 10 B.V. c.s. gestelde overeenkomst een onlogische en geheel vrijblijvende overeenkomst waarbij maximaal € 25.000,- wordt betaald voor overname van alle goodwill, terwijl [appellant] werd achtergelaten met een schuldenlast zonder de middelen om die te betalen. Hij wijst tot slot op de hele gang van zaken, waaruit wel degelijk het onrechtmatig handelen van Team 10 B.V. c.s. jegens hem blijkt.
3.13
Team 10 B.V. c.s. weerspreken dat zij een verplichting hadden om in het bijzonder zorg te dragen voor de persoonlijke belangen van [appellant] . Dat de overeenkomst niet is ondertekend, doet niet af aan het feit dat de afspraken op andere wijze voldoende blijken en dat partijen daaraan ook uitvoering hebben gegeven. [appellant] heeft ook nooit aangedrongen op het ondertekenen van de overeenkomst. Zij voeren aan dat de overeenkomst voor [appellant] een gunstige deal was. Zij herhalen dat de overeenkomst slechts zag op de overname van een aantal activa en dat de baten niet ten goede zijn gekomen aan Team 10 B.V. c.s., maar aan [appellant] . Die heeft bovendien, dankzij de sanering door [Z] , een vermogensvoordeel van
€ 40.000,- genoten, naast zijn inkomen als bestuurder en als trainer van - in totaal - €3.000,- per maand. Dat [appellant] met een schuldenlast werd achtergelaten zonder de middelen om die te betalen, is dan ook onjuist. Team 10 B.V. c.s. concludeert dat van onrechtmatig handelen geen sprake is geweest.
3.14
Het hof verwijst allereerst naar hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot de grieven 2 en 4, waarin het hof heeft vastgesteld dat tussen partijen een (mondelinge) overeenkomst tot stand is gekomen zoals vermeld onder 2.5. [appellant] is gebonden aan deze overeenkomst en Team 10 c.s. zijn dan ook bevoegd [appellant] te houden aan deze overeenkomst. Dat deze overeenkomst uiteindelijk wellicht ongunstig voor [appellant] heeft uitgepakt, zoals hij stelt maar Team 10 B.V. c.s. betwisten, kan aan zijn gebondenheid niet afdoen. Zoals onbetwist door Team 10 B.V. c.s. aangevoerd, heeft [appellant] overigens wel degelijk baat gehad bij de overeenkomst. Hij is betaald voor de geleverde activa, er is voor een groot bedrag aan schulden van zijn eenmanszaak gesaneerd en hij heeft zich een inkomen verworven. Dat met de overeenkomst niet alle schulden van de eenmanszaak waren verdwenen, maakt dat niet anders. Uit het voorgaande volgt dat van onrechtmatig handelen van Team 10 B.V. c.s. geen sprake is geweest.
3.15
Grief 3ziet op de overweging van de rechtbank dat Team 10 B.V. c.s. niet toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de gemaakte afspraken. Daartoe stelt [appellant] , voor het eerst in hoger beroep, dat Team 10 B.V., die belast was met de afhandeling van alle posten op de balans, daarover geen rekening en verantwoording heeft afgelegd. Voorts is Team 10 B.V. tekortgeschoten in de afhandeling van de baten. Zij had de beschikking over zowel de bankrekening als de administratie, het kantoor en de computer. Voor zover er al een overeenkomst zou zijn, is deze terecht ontbonden, aldus [appellant] .
3.16
Team 10 B.V. c.s. stellen allereerst dat alle verbintenissen uit de overeenkomst zijn nagekomen. Dat er geen rekening en verantwoording zou zijn afgelegd, kunnen zij niet rijmen met de door [appellant] zelf in het geding gebrachte e-mail van [Z] van 10 september 2012 waarin deze uitvoerig verslag doet van de stand van zaken. Dit verwijt miskent ook dat [Z] alle betalingsregelingen trof na overleg met [appellant] en dat [appellant] voortdurend op de hoogte is gehouden.
Dat Team 10 B.V. zou zijn tekortgeschoten in de afwikkeling van de baten wordt eveneens betwist. Diverse debiteuren van de eenmanszaak ontkenden vaak met goede reden dat zij iets verschuldigd waren en de boekhouding bleek van onvoldoende kwaliteit om die vorderingen met succes te kunnen innen. [Z] heeft dat overigens wel geprobeerd.
Tot slot wijzen Team 10 B.V. c.s. erop dat zij ten aanzien van deze feiten nimmer in gebreke zijn gesteld en niet in verzuim zijn geraakt. Voor ontbinding is geen grond, aldus Team 10 B.V. c.s.
3.17
Ook deze grief faalt. Niet weersproken is dat [Z] ter uitvoering van de overeenkomst contact heeft gezocht met diverse schuldeisers en met hen, namens de eenmanszaak, tot betalingsregelingen is gekomen, en dat de schuldenlast voor een bedrag van meer dan € 40.000,- is gesaneerd. Het hof merkt op dat [appellant] zelf (middellijk) bestuurder was en dus toegang had tot alle informatie betreffende deze werkzaamheden. Tevens is niet, althans onvoldoende, weersproken dat [Z] bij zijn werkzaamheden telkens in nauw overleg met [appellant] opereerde. Illustratief daarvoor is de e-mail van 10 september 2012 waarin hij uitvoerig verslag doet van de stand van zaken.
De stelling van [appellant] dat van de afhandeling van de posten op de balans ‘niets’ zou blijken, wordt dan ook verworpen. Zijn stelling dat Team 10 B.V. zou zijn tekortgeschoten bij de afhandeling van de baten strandt, reeds omdat dit verwijt, gezien in het licht van het verweer van Team 10 B.V. c.s., in het geheel niet concreet is gemaakt.
3.18
Met
grief 5klaagt [appellant] over de afwijzing van de vorderingen terzake de onkosten en management fee. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen omdat onvoldoende was onderbouwd welke onkosten voor trainingen en management fee Team 10 B.V. c.s. nog verschuldigd was. Tegen dat oordeel is de grief gericht. [appellant] wijst in dit verband naar het door hem als productie 41 overgelegde overzicht van alle openstaande rekeningen. Dat deze facturen deels van de na de non-actiefstelling zijn doet aan verschuldigdheid daarvan niet af, omdat de door [appellant] verzorgde trainingen wel degelijk aan Team 10 B.V. ten goede zijn gekomen. Voor zover de vordering niet kan worden toegewezen op grond van een verplichting tot nakoming van de overeenkomst, dan baseert [appellant] de vordering op ongerechtvaardigde verrijking.
Wat de management fee betreft, stelt [appellant] dat de afspraak dat hij zou daarvan zou afzien blijkens zijn e-mail van 26 november 2012 verbonden was aan de voorwaarde dat de openstaande rekeningen zouden worden betaald. Aan die voorwaarde is niet voldaan, aldus [appellant] .
3.19
Team 10 B.V. c.s. hebben met verwijzing naar het door [appellant] bedoelde overzicht gesteld dat alle facturen tot 21 december 2012 zijn betaald. De facturen betreffende de managementfee van daarna zijn niet betaald, omdat [appellant] op 26 november 2012 had ingestemd met het niet langer factureren daarvan. De andere facturen van na die datum, betrekking hebbend op de trainingen, zijn van na de non-actiefstelling. Er was dan ook geen verplichting meer om voor die trainingen te betalen. In die periode is een andere trainer aangesteld, maar niettemin kwam [appellant] ongewenst training geven. Van ongerechtvaardigde verrijking is dan ook geen sprake. Bovendien doen Team 10 B.V. c.s. een beroep op verrekening met het bedrag van
€ 10.800,- (2.14) en de verbeurde dwangsommen.
3.2
Het hof overweegt als volgt. [appellant] heeft een totaalbedrag van € 14.886,- ex btw gevorderd voor gemaakte onkosten, management fee en de gegeven cursussen
in 2013(onderstreping hof). Ook in hoger beroep heeft hij nagelaten dat bedrag nader toe te lichten en de verschuldigdheid daarvan te onderbouwen. Hij volstaat met verwijzing naar het overzicht dat als productie 41 in het geding is gebracht. Dat overzicht geeft een opsomming van facturen in de periode van 30 juli 2012 tot en met 19 april 2013 met een totaal openstaand bedrag van € 17.749,66. Achter dit overzicht is een aantal facturen van [appellant] Holding B.V. aan Team 10 B.V. gevoegd. Deze facturen zien op management fee en werkzaamheden, deels in 2012 en deels in 2013. Deze facturen belopen tezamen een bedrag van € 12.527,81. Gelet op deze bedragen (die beide niet corresponderen met het gevorderde bedrag) en mede gelet op het petitum, dat spreekt van 2013, is niet duidelijk van welke facturen [appellant] nu precies betaling vordert.
3.21
Zelfs indien ervan uitgegaan wordt dat [appellant] met zijn vordering het oog heeft op alle in het overzicht als openstaande facturen vermelde bedragen, heeft hij zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Zoals blijkt uit de onder 2.11 en 2.12 vastgestelde feiten zijn partijen op 26 november 2012 overeengekomen dat door [appellant] Holding geen management fee meer zou worden gefactureerd, waarna [appellant] per 30 november 2012 is uitgeschreven als bestuurder. Tevens staat vast dat [appellant] bij brief van 27 december 2012 op non-actief is gesteld ( 2.16 en 2.17). In het licht van deze vaststaande feiten heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd op grond waarvan hij desondanks na die data aanspraak kon maken op managementfee en onkostenvergoeding betreffende de door hem gegeven cursussen. Dat het afzien van de management fee zou zijn verbonden aan de voorwaarde dat alle rekeningen zouden worden betaald, blijkt niet uit de hierboven geciteerde e-mail en is ook overigens door [appellant] niet onderbouwd. Dit doet bovendien niet af aan het feit dat [appellant] Holding is uitgeschreven als bestuurder zodat niet aannemelijk is, en in ieder geval door [appellant] niet aannemelijk is gemaakt, dat hij na dat tijdstip nog management-werkzaamheden zijn verricht. Daarbij komt dat [appellant] niet toelicht waarom hij in privé aanspraak zou kunnen maken op de door [appellant] Holding B.V. verzonden facturen. Dat Team 10 B.V. baat heeft gehad van de door [appellant] , na de non-actiefstelling, gegeven trainingen, is na de gemotiveerde betwisting daarvan, door [appellant] niet nader toegelicht, zodat de vordering ook niet kan worden toegewezen op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
Grief 5 faalt.
3.22
Met
grief 6komt [appellant] op tegen de overweging van de rechtbank dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat op de methode en het klantenbestand auteursrecht rust. In dat licht wijst [appellant] erop dat (naar het hof begrijpt: deze auteursrechten op) de methode en het klantenbestand niet bij akte en dus niet rechtsgeldig zijn overgedragen.
Hij voert daartoe aan dat de methode bestaat uit een aantal modules, dat deze uniek zijn en dat zij zijn ontwikkeld na uitvoerige studie van binnenlandse en buitenlandse literatuur over zowel het lopen als over pedagogische methoden. [appellant] biedt bewijs aan van zijn stelling dat de methode een oorspronkelijk werk is.
Wat het klantenbestand betreft voert hij aan dat dit een auteursrechtelijk beschermde databank is, omdat het om een groot aantal persoonsgegevens gaat van alle klanten die bij het inschrijven worden verwerkt en dat van al die personen is bijgehouden op welk niveau zij hardliepen. Omtrent dit klantenbestand voert [appellant] ook nog aan dat er substantieel is geïnvesteerd om de klanten te verwerven, met een scala aan door hem genoemde middelen.
3.23
Team 10 B.V. c.s. erkennen dat de methode en het klantenbestand niet bij akte zijn overgedragen. Dit was wel de bedoeling en Team 10 B.V. en haar trainers zijn de methode ook daadwerkelijk blijven gebruiken. Team 10 B.V. werd daarbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door [appellant] , die via zijn holding bestuurder was. [appellant] heeft tientallen trainers opgeleid met deze methode, zonder dat hij hen geheimhouding oplegde of de verplichting zijn methode in licentie te nemen. Zijn methode was vooral een marketing tool en het materiaal was op diverse plaatsen op internet te vinden. De methode is ook binnen Team 10 B.V. verder ontwikkeld en er zijn nieuwe werkwijzen ontstaan. In 2013 heeft één van de trainers, tegen betaling, een geheel nieuwe opzet voor de trainingen gemaakt, waarmee Team 10 B.V. sindsdien heeft gewerkt.
Team 10 B.V. c.s. stellen primair dat een methode niet auteursrechtelijk beschermd is. Ter vergelijking wordt verwezen naar jurisprudentie over spelconcepten. Als er al sprake was van een auteursrechtelijk beschermde methode, dan is die in stilzwijgende licentie aan Team 10 B.V. verstrekt en dan rustte het auteursrecht vanaf 2013 mede bij Team 10 B.V. Van onrechtmatig handelen door Team 10 B.V. door die methode te gebruiken is geen sprake, reeds omdat [appellant] zelf bestuurder was van Team 10 B.V.
Ook het klantenbestand is niet auteursrechtelijk beschermd omdat het geen oorspronkelijk karakter heeft, aldus Team 10 B.V. c.s.
3.24
Het hof overweegt dat [appellant] in deze procedure niet heeft onderbouwd waarom zijn methode auteursrechtelijk beschermd zou zijn. Voor het aannemen van een auteursrecht moet sprake zijn van een werk dat een eigen intellectuele schepping van de maker is, die tot stand komt door de vrije creatieve keuzes die hij daarbij maakt en daarmee de uitdrukking vormt van zijn persoonlijkheid (HvJ EU 1 december 2011, ECLI:EU:C:2011:798 (
Painer). De enkele stelling dat de methode uniek is en dat die is ontwikkeld na bestudering van binnenlandse en buitenlandse literatuur is onvoldoende om de conclusie op te baseren dat het hier gaat om een eigen intellectuele schepping in de zojuist bedoelde zin. Van [appellant] had verlangd mogen worden dat hij nader zou onderbouwen in hoeverre het maken van zijn methode creatieve keuzes heeft gevergd en waaruit zijn persoonlijke stempel blijkt. Nu hij dat heeft nagelaten heeft hij zijn stelling onvoldoende onderbouwd. Dit brengt tevens mee dat het bewijsaanbod van [appellant] zal worden gepasseerd, omdat hij geen concrete en ter zake dienende feiten te bewijzen heeft aangeboden.
3.25
Het zelfde geldt voor zijn stellingen ten aanzien van het klantenbestand. [appellant] heeft daarover niet anders gesteld dat dan dit een verzameling persoonsgegevens betreft, met informatie over het niveau van de hardlopers. Deze stelling kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de daarbij te hanteren maatstaf, niet de conclusie dragen dat het bestand auteursrechtelijke bescherming geniet als databank in de zin van artikel 10.3 Auteurswet.
Zijn stelling dat in het klantenbestand substantieel is geïnvesteerd betrekt [appellant] uitsluitend op de inspanningen die (naar het hof begrijpt: door hem) zijn verricht om de klanten te verwerven, van wie de gegevens vervolgens in de databank zijn opgenomen. Hij beoogt daarmee kennelijk (subsidiair) bescherming voor het klantenbestand als databank in de zin van artikel 2 van de Databankenwet. Ook dat beroep op bescherming moet worden verworpen. Voor de bedoelde bescherming is immers vereist dat de substantiële investering ziet op middelen die worden aangewend om bestaande elementen bijeen te brengen, met uitsluiting van de middelen die worden aangewend voor het creëren van die elementen (HvJ EG
9 november 2004, ECLI:EU:C:2004:695 (
BHB/William Hill). Het besteden van geld aan marketing ten behoeve van klantenwerving kan niet worden gekwalificeerd als een uitgave die wordt gedaan voor het maken van een databank (uit bestaande gegevens), maar moet worden aangemerkt als het ‘genereren van feiten’, die vervolgens (zonder veel kosten) in het klantenbestand worden gezet. Om die reden kunnen de door [appellant] genoemde middelen, die zijn aangewend om personen die nog geen klant waren tot klant te maken, niet worden beschouwd als een relevante investering. De grief faalt.
3.26
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat alle grieven falen. [appellant] heeft geen feiten te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel aanleiding zouden kunnen geven. Het hof komt daarom niet aan bewijslevering toe. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Team 10 B.V. c.s. begroot op € 5.270 aan verschotten en € 3.161 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. J.F. Aalders, mr. J.W.M. Tromp en mr. H. Struik en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2020.