Naar het oordeel van de wrakingskamer is ten aanzien van de raadsheren niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld. De wrakingskamer overweegt daarbij als volgt:
i) Uit de enkele omstandigheid dat het hof (nog) niet had gereageerd op de verzoeken om een proces-verbaal of op het verzoek om een nieuwe mondelinge behandeling, kan naar objectieve maatstaven niets worden afgeleid over het (al dan niet voorlopige) oordeel van het hof over de toewijsbaarheid van het in de hoofdzaak aan de orde zijnde verzoek over de zorgregeling, noch over de toewijsbaarheid van de verzoeken om een proces-verbaal of een nieuwe behandeling, noch over de gegrondheid van de klacht tegen [naam] , noch over het eventuele belang van de gegrondheid van de klacht tegen [naam] voor de toewijsbaarheid van de verzoeken. Onvoldoende is gesteld om aan te nemen dat het hof, ter vermijding van enige schijn van partijdigheid, eerder had moeten reageren. Het tijdsverloop tussen de verzoeken van
28 november 2019 en 11 december 2019 enerzijds en 16 december 2019, de datum van indiening van het wrakingsverzoek, anderzijds is niet zo lang dat daaruit naar objectieve maatstaven een gebrek aan 'sense of urgency' kan worden afgeleid.
ii) De beslissing op het verzoek om een nieuwe mondelinge behandeling, is een rechterlijke beslissing die als zodanig geen grond kan vormen voor wraking. Deze beslissing was overigens ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek nog niet aan partijen bekend gemaakt. Uit de reactie van de raadsheren op het wrakingsverzoek kan worden afgeleid hoe die beslissing zou hebben geluid.
iii) Ingevolge artikel 39 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de wrakingskamer bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. Raadsheren tegen wie een wrakingsverzoek is ingediend, zijn bevoegd de wrakingskamer te verzoeken om dat te bepalen. Het enkele feit dat zij een dergelijk verzoek doen, geeft geen blijk of objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. In dit geval hebben de raadsheren hun verzoek gemotiveerd. Die motivering geeft evenmin blijk of objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. Raadsheren tegen wie een wrakingsverzoek is ingediend zijn bevoegd, maar niet verplicht om op de zitting van de wrakingskamer te verschijnen. Het enkele feit dat zij niet verschijnen, geeft geen blijk of objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid. Onvoldoende omstandigheden zijn gesteld of gebleken om daarover in dit geval anders te oordelen.
De aangevoerde gronden, zoals hiervoor besproken, leveren noch ieder voor zich, noch in samenhang en in onderling verband gezien, grond voor wraking op.