Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 2heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen de vaststelling, onder 1.9, dat hij de aannemer van [geïntimeerde sub 1] geen toestemming heeft gegeven voor het uitmeten van de plaats waar de verbinding moest komen. Bij de feitenvaststelling zal het hof rekening houden met dit bezwaar, dat bij de beoordeling van het geschil inhoudelijk zal worden behandeld. Voor het overige zijn de door de kantonrechter vastgestelde feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen die derhalve ook het hof als uitgangspunt. Aangevuld met andere feiten die in dit geding als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.Beoordeling
maken. Daarbij komt dat [appellant] in het geheel niet heeft uitgelegd welk belang hij erbij zou hebben om de aanvang van de werkzaamheden te kunnen verschuiven en al helemaal niet waarom voor [geïntimeerde sub 1] bij het aangaan van de schikking redelijkerwijs duidelijk zou moeten zijn geweest dat [appellant] deze niet voor de hand liggende betekenis aan de bewoordingen van de schikking gaf. Een onder de gegeven omstandigheden redelijke uitleg van de bewoordingen van de schikking houdt in dat de aanleg door [appellant] van het rookkanaal op de tweede verdieping weliswaar niet een verplichting van [appellant] vormde die door [geïntimeerde sub 1] kon worden afgedwongen, maar wel een gehoudenheid die, indien [appellant] daaraan niet voldeed, verhinderde dat [geïntimeerde sub 1] in verzuim zou raken.
een hout- of kolenkachel dan wel haard wordt gebruikt in de woning. Dit laatste laat de mogelijkheid open dat de splitsingsvergunning uiteindelijk is verleend op basis van de aanname dat op de tweede verdieping geen kachel of haard werd gebruikt. Stukken waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de gemeente op de tweede verdieping daadwerkelijk een werkend rookkanaal heeft aangetroffen, zijn niet in het geding gebracht, evenmin als facturen of andere stukken van de zijde van de installateur die dat rookkanaal heeft aangelegd. Uit de door [appellant] overgelegde foto van een getimmerde koker/koof blijkt niet dat zich daarachter een aansluitingsgereed rookkanaal bevindt en dat dat kanaal en de koof er omheen aan de vereisten voldoen. Het door [appellant] in hoger beroep gedane aanbod door middel van getuigen te bewijzen dat zich in de koker een rookkanaal bevindt dat aansluitingsgereed is, acht hef hof niet ter zake dienend, omdat het niet erom gaat of thans, medio 2020, dat rookkanaal aansluitingsgereed is, maar of dat eind 2016/begin 2017 het geval was, toen partijen elkaar over en weer hebben gesommeerd tot nakoming over te gaan. Het hof gaat dan ook, met de kantonrechter, ervan uit dat [appellant] eind 2016 het rookkanaal op de tweede verdieping niet aansluitingsgereed had gemaakt.