Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[X],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [X] met betrekking tot de vernietiging van leaseovereenkomsten. De zaak is gestart met een dagvaarding op 18 februari 2019, waarbij Dexia in hoger beroep ging tegen meerdere vonnissen van de kantonrechter in Amsterdam. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de leaseovereenkomsten rechtsgeldig waren vernietigd door de echtgenote van [X], [A], die geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan van deze overeenkomsten. Het hof bevestigt dat de leaseovereenkomsten moeten worden aangemerkt als huurkoop en dat [A] bevoegd was om deze te vernietigen. Dexia had in haar grieven aangevoerd dat de vernietiging niet geldig was voor alle overeenkomsten, maar het hof oordeelt dat Dexia redelijkerwijs had moeten begrijpen dat [A] alle verlieslatende overeenkomsten wilde vernietigen. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de kantonrechter, waarbij Dexia is veroordeeld tot terugbetaling aan [X] en in de proceskosten. Dexia wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.