Uitspraak
mrs. R.S. de Vriesen
G.R.R. Cederburg, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. J.D.A. Domela Nieuwenhuis, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het verloop van het geding
2.De vaststaande feiten
Aspecten bij reorganisaties: een stappenplan” (hierna: het Stappenplan). Het Stappenplan is een ondernemingsovereenkomst in de zin van artikel 32 lid 2 WOR. Het Stappenplan kent, voorafgaand aan stap 8: Adviesaanvraag ondernemingsraad door het CvB, de volgende stappen:
Op decentraal niveau hebben de Onderdeelcommissies formeel geen adviesbevoegdheid bij reorganisaties, daar dit is voorbehouden aan de Ondernemingsraad. Desondanks wordt het raadzaam geacht de decentrale medezeggenschap te betrekken bij de plannen. De inhoudelijke inbreng van medewerkers is van onschatbare waarde, en er wordt tegelijkertijd gewerkt aan het creëren van het noodzakelijke draagvlak voor de beoogde veranderingen.
de Faculteit xyz – Engaged Scholarship” in concept ontvangen (hierna: het Strategisch Plan). Daarbij is van de kant van het FB gemeld dat het Strategisch Plan te zijner tijd ter instemming zal worden voorgelegd aan de GV. In het plan staat in de inleiding dat het opnieuw doordenken door de faculteit van haar profiel en strategie is uitgemond in de keuze voor een nieuwe naam, een duidelijke profilering voor studentenwerving en publiekscampagnes en concrete strategische acties om de faculteit te versterken. Een en ander wordt in het plan verder uitgewerkt. Inkrimping van het personeelsbestand is in het plan niet aan de orde. In het plan wordt ook ingegaan op de financiële situatie; doelstelling 30 luidt dat de faculteit in 2020 een gezonde financieringsmix en weerstandsvermogen heeft. In de begeleidende e-mail staat dat over het plan zal worden gesproken op een facultaire middag op 14 december 2017, en voorts:
Na de 14e, en alle stemmen gehoord en afgewogen hebbend, zal het faculteitsbestuur waar nodig het document aanscherpen en vervolgens de nodige besluiten nemen om vervolgstappen te kunnen zetten. Dan zal ook de formele instemming van de medezeggenschap gevraagd worden op die punten waar dat van belang is. Voor dit moment ligt de nadruk nog op de informele medezeggenschap van de hele facultaire gemeenschap.”
Tot onze grote spijt hebben we je zojuist moeten meedelen dat de faculteit het voornemen heeft tot het doorvoeren van een reorganisatie in 2019.
]). Je reactie kun je tot4 februari 2019schriftelijk gericht aan het faculteitsbestuur geven
We bevestigen hierbij allereerst nadrukkelijk dat er nog geen sprake is van een formele ontslagdreiging in de zin van artikel 9.11 van de CAO NU.
Op 27 juni hebben we aangegeven dat “gezien het tijdsverloop tussen de adviesaanvraag en uw advies, het onze voorkeur heeft om op korte termijn overleg te voeren zodat vóór medio juli ofwel opnieuw advies door u kan worden uitgebracht, dan wel het CvB een besluit kan nemen.”
Puur getalsmatig leidt[de optie van natuurlijk verloop, aanvulling OK]
over een aantal jaren inderdaad mogelijk tot dezelfde reductie, maar daarmee wordt de mismatch in expertise en competenties en dus taakbelasting alleen maar groter, de transitie die de faculteit doormaakt wordt afgeremd, en de financiële problematiek op de langere baan wordt geschoven waardoor de faculteit haar reserves totaal opgebruikt en technisch failliet gaat.
Wij hebben eerder al aangegeven dat de reorganisatie primair een inhoudelijke focus heeft waarbij het gaat om het realiseren van de strategische doelen van de faculteit, dat wil zeggen het versterken van de combinatie van academische kwaliteit, levensbeschouwelijke betrokkenheid en maatschappelijke relevantie. Die transitie vereist menskracht, inzetbaarheid en expertise die niet voldoende aanwezig is. Tegelijkertijd is bij een deel van de formatie structurele onderbelasting geconstateerd. Naast de inhoudelijke mismatch is er dus sprake van een ongelijke werkdrukverdeling. De noodzakelijke transitie duldt geen uitstel door de financiële situatie van de universiteit. De motieven voor de reorganisatie zijn dus primair inhoudelijk, maar de urgentie is tegelijkertijd financieel van aard.”
Voor de begroting als zodanig is het goed om te beseffen dat deze bijgestelde prognoses vooral effect hebben op de VUSAM-inkomsten[het interne verdeelmodel van de VU, opmerking OK]
en de prognoses. In de toelichting (…) is gedetailleerd weergegeven dat de toewijzingen ongeveer k€ 500 hoger zijn dan in de vorige begroting en dat ook de externe baten toenemen. (…) Bij de externe baten staan er meestal ook meer kosten tegenover. Het netto-effect van het geheel (voor verwerking effect reorganisatie) is een nul-begroting voor 2020 en een nog volstrekt onvoldoende reserve. Dat laat zien dat de omstandigheden wat gunstiger zijn en ook dat het facultaire beleid vruchten begint af te werpen, maar ook dat duidelijke keuzes en voorzichtig beleid nog steeds noodzakelijk zijn, ook omdat onze reserves nog steeds veel te klein zijn. (…)
Het verstrekte advies[van [D] , aanvulling OK]
is (…) niet eenduidig over de financiële noodzaak van de reorganisatie en geeft geen nieuwe aanknopingspunten ons eerdere besluit te wijzigen.
We onderstrepen hier nogmaals de inhoudelijk-strategische motieven (…). Zoals vanaf het begin is aangegeven, kampt de faculteit met een kwalitatieve en kwantitatieve mismatch tussen formatie en ambitie. Daardoor zijn te weinig medewerkers beschikbaar op de strategische kansen die zich aandienen en is er geen budgettaire ruimte is om op de juiste punten in de formatie te investeren (…) Bovendien kan de (…) mismatch in werkdrukverdeling niet worden opgelost (…)”.
In de afgelopen periode ben je geïnformeerd over de geplande reorganisatie bij de faculteit Religie en Theologie. Op 10 september 2019 heeft het College van Bestuur, nadat de Ondernemingsraad in de gelegenheid is gesteld advies te geven, het reorganisatie- en personeelsplan definitief vastgesteld. Zoals met je besproken betekent dit dat nu vaststaat dat jouw functie (…) per 1 december 2019 komt te vervallen.
3.De gronden van de beslissing
Met het opheffen van de functie word je naar verwachting met ingang van 1 mei 2019 met ontslag bedreigd” en “
Wij wensen je veel sterkte toe bij het verwerken van deze verdrietige mededeling”, lijken erop te duiden dat het ontslag op zichzelf al een vaststaand feit was. Niettemin moet bij nadere lezing van de brief duidelijk zijn geworden dat advisering door de ondernemingsraad en besluitvorming door het CvB nog moesten volgen en dat van een daadwerkelijk ontslagaanzegging nog geen sprake was. Voor zover de brief van 21 januari 2019 tot onduidelijkheid heeft geleid, is deze bij de brief van 15 februari 2019 (zie 2.19) weggenomen. Van uitvoering van het voorgenomen besluit door de brief van 21 januari 2019 is dus geen sprake geweest.
je zet nu in op, wat jullie terecht zeggen, een koers die we met z’n allen hebben uitgezet, dat zeg je terecht(…)
.”