ECLI:NL:GHAMS:2020:1147

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23-003646-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na erkenning van het feit en geen ingediende grieven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 oktober 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in Italië in 1979, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend het ten laste gelegde feit te hebben begaan en verklaard zich te kunnen verenigen met het vonnis van de politierechter. Er is geen schriftelijke grieven ingediend door of namens de verdachte, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van de ontvankelijkheid in het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor een verder onderzoek in hoger beroep. Gezien het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020, waarbij de griffier ook aanwezig was. Het hof heeft de verdachte dus niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het hoger beroep niet verder in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003646-16
datum uitspraak: 11 februari 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13‑005259-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Door of namens de verdachte is geen schriftuur houdende grieven ingediend. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend het ten last gelegde feit te hebben begaan en heeft zij verklaard zich te kunnen verenigen met het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam d.d. 4 oktober 2016. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak in hoger beroep. De verdachte zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2020.
Mr. P.C. Römer en mr. M. van der Horst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.