ECLI:NL:GHAMS:2020:1146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23-002487-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 juni 2019. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd in PI Utrecht, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 11 februari 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

De verdachte had op 31 januari 2020 een akte ingediend waarin hij aangaf het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof oordeelde dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen. Het hof concludeerde dat de verdachte geen belang meer had bij de behandeling van het hoger beroep en dat er geen andere rechtens te respecteren belangen waren die een nader onderzoek in hoger beroep rechtvaardigden.

Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters P.C. Römer, J.D.L. Nuis en M. van der Horst aanwezig waren. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2020, waarbij griffier M.E. van Rijn aanwezig was. De rechters Römer en Van der Horst waren niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002487-19
datum uitspraak: 11 februari 2020
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-263633-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres], thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 31 januari 2020 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven. Intrekking van het hoger beroep was niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op een eerdere zitting van het hof was aangevangen. Nu de verdachte geen belang meer stelt in behandeling van het hoger beroep en nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak in hoger beroep, zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2020.
Mr. P.C. Römer en mr. M. van der Horst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.