ECLI:NL:GHAMS:2020:1145

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23-003981-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar en heling van een motorfiets met vrijspraak voor heling van mobiele telefoons en tablet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor belediging van een ambtenaar en heling van een motorfiets. De tenlastelegging omvatte onder andere het beledigen van een hoofdagent van de politie en het verwerven van een gestolen motorfiets. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 februari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 november 2016 een ambtenaar beledigde door hem te beschuldigen en beledigende woorden te gebruiken. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de verdachte een motorfiets had verworven, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. De verdachte werd echter vrijgesproken van de heling van een Samsung tablet en mobiele telefoons, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van acht weken op voor de bewezenverklaarde feiten van eenvoudige belediging en opzetheling. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003981-17
datum uitspraak: 25 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-139432-17 en 13-050427-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven verblijfadres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-050427-17 (zaken A1 en A2, gevoegd):
(A)1.
Hij op of omstreeks 30 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant], hoofdagent van politie eenheid Amsterdam [verbalisant], gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "ik weet wel dat je van de politie bent hoor, je kan gewoon doorfietsen eikel", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
(A)2.
Primair
Hij op of omstreeks 26 november 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter/motorfiets (merk: Aprilia, type Sport City; kenteken [kenteken]) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Subsidiair
Hij op of omstreeks 30 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed, te weten een scooter, althans een motorfiets (merk: Aprilia, type: sport city met kenteken: [kenteken]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak met parketnummer 13-139432-17 (zaak B):
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een Samsung tablet en/of een of meerdere Samsung mobiele telefoons heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Niet is aannemelijk geworden dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Samsung tablet en de Samsung telefoons van misdrijf afkomstig waren, waardoor de aan de verdachte verweten opzet-, dan wel schuldheling van de voornoemde goederen niet bewezen is.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, bij gebrek aan bewijs, dient te worden vrijgesproken van de in zaak A onder 2 primair ten laste gelegde diefstal van de motorscooter/motorfiets (ten behoeve van de leesbaarheid van het arrest, zal hierna enkel worden gesproken van een ‘motorfiets’).
Op 26 november 2016 om 22:11u heeft het slachtoffer [slachtoffer] aangifte gedaan van de ongeveer een half uur daarvoor gepleegde diefstal van zijn zwarte motorfiets, merk Aprilia, type Sport City met kenteken [kenteken]. Die motorfiets is enkele dagen later aangetroffen in de tuin van de ouders van de verdachte, nadat de verdachte op de motorfiets had getracht te ontkomen aan de politie. De moeder van de verdachte heeft verklaard dat de motorfiets toebehoort aan haar oudste zoon (het hof begrijpt: aan de verdachte). Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte, na eerst te hebben volgehouden dat hij bij iemand achterop was gesprongen en de motorfiets derhalve niet van hem was, erkend dat de motorfiets van hem was. Hij heeft verklaard dat hij deze al langere tijd, ‘een jaar of zo’ in zijn bezit had. Deze verklaring van de verdachte kan niet waar zijn, want de motorfiets was slechts vier dagen vóórdat de verdachte ermee werd aangetroffen gestolen van de rechtmatige eigenaar. Over hoe hij de motorfiets in zijn bezit heeft gekregen, wilde de verdachter geen verklaring afleggen. Hoewel de gedachte voor de hand ligt dat de verdachte de motorfiets heeft gestolen, is daarvoor onvoldoende (steun)bewijs. De verdachte zal daarom van het in zaak A onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
De verdachte heeft ten tijde van de verkrijging van de motorfiets moeten constateren dat de kentekenplaat ontbrak en dat de cilinder uit het startslot was gesloopt. Het kan niet anders dan dat de verdachte hieruit heeft begrepen dat de motorfiets afkomstig was van diefstal. Daarmee is de in zaak A onder 2 subsidiair ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
Hij op 30 november 2016 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, hoofdagent van politie-eenheid Amsterdam [verbalisant], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "ik weet wel dat je van de politie bent hoor, je kan gewoon doorfietsen eikel".
2.
Subsidiair:
Hij op 30 november 2016 te Amsterdam een scooter, althans een motorfiets (merk: Aprilia, type: sport city met kenteken: [kenteken]) heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen in zaak A onder feit 1 en feit 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het hiervoor bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder feit 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in zaak A onder feit 2 primair bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het hiervoor bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling en heeft bovendien een verbalisant tijdens en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening beledigd. Door het verwerven en onder zich hebben van een gestolen motorfiets heeft de verdachte ervan blijk gegeven het niet nauw te nemen met de eigendomsrechten van anderen. Daarbij heeft de verdachte, door spottend te zeggen dat hij wel wist dat verbalisant [verbalisant] bij de politie hoorde en door hem het woord ‘eikel’ toe te voegen, uiting gegeven aan een kennelijk gevoelde minachting voor de politie, die zowel de opsporingsambtenaar in de onderhavige zaak als het openbaar gezag in het algemeen, aantast. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 januari 2020 is hij bovendien eerder ter zake van zowel vermogensdelicten als belediging onherroepelijk veroordeeld. Daaruit volgt dat de verdachte kennelijk niet is doordrongen van de schadelijkheid van zijn handelen en dat hij niet of slechts beperkt in staat is zijn gedrag bij te sturen. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat de onderhavige feiten ‘oud’ zijn, waarmee de verdediging kennelijk heeft gedoeld op de redelijke termijn. De inleidende dagvaarding is op 24 juli 2017 aan de verdachte in persoon uitgereikt. Het hof doet in hoger beroep uitspraak op 25 februari 2020. Daarmee heeft de behandeling van de zaak in twee instanties plaatsgevonden ruim binnen de termijn van vier jaren, die voor de behandeling van een strafzaak in twee instanties, met een niet gedetineerde verdachte, nog als redelijk wordt beschouwd. Bovendien is een gedeelte van de vertraging in de behandeling toe te rekenen aan de ondergane detentie van de verdachte in Duitsland.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 267 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 2 primair en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder feit 1 en feit 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2020.
Mr. P.C. Römer en mr. M. van der Horst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]