ECLI:NL:GHAMS:2020:1144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2020
Publicatiedatum
21 april 2020
Zaaknummer
23-000251-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor voorhanden hebben van nepwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit: het voorhanden hebben van een nepwapen op 9 augustus 2015 te Amsterdam. Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 februari 2020 heeft de verdediging aangevoerd dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn geweest ten tijde van de staandehouding van de verdachte. Het hof heeft echter geoordeeld dat het verweer niet voldoet aan de eisen van artikel 359a Sv, en dat de verdachte toestemming heeft gegeven voor het doorzoeken van zijn tas, waarin het nepwapen werd aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van het voorhanden hebben van het nepwapen, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000251-17
datum uitspraak: 25 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-669163-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven verblijfadres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2020.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, voorhanden heeft/hebben gehad, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en/of afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp (merk/model/kaliber: Beretta/M9/9mm).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bespreking van verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging het verweer gevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu ten tijde van de staandehouding van de verdachte jegens hem geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond en de staandehouding aldus onrechtmatig is geweest, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Het door de verdediging gevoerde verweer voldoet niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. Geen aandacht is immers besteed aan de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren. Reeds om die reden kan aan het verweer worden voorbijgegaan. Wat daar verder van zij, blijkens het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 9 augustus 2015 heeft de verdachte aan de verbalisanten toestemming gegeven om te kijken in de zwarte tas in de buddyseat waarin het nepwapen vervolgens is aangetroffen. Er is geen reden voor twijfel over de juistheid van het voornoemde proces-verbaal. De verdachte ontkent wel dat hij toestemming heeft verleend, maar die ontkenning wordt door niets ondersteund. Het verweer strandt.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging vrijspraak van het aan de verdachte tenlastegelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het feit dat in de zwarte sporttas zich een (nep)wapen bevond, althans, dat daarvan niet blijkt. Immers was de tas niet van de verdachte en was het (nep)wapen bij een eerste blik in de tas niet meteen zichtbaar.
In het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 9 augustus 2015 wordt gerelateerd dat de verdachte desgevraagd verklaart dat er ‘kleding en gel en zo’ in de zwarte sporttas zit. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven kennis te hebben van de inhoud van de tas. Bovendien heeft de verdachte, door de tas uit de buddyseat te halen en mee te nemen de supermarkt in, zich klaarblijkelijk ontfermd over de tas, waardoor ook op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte niet aannemelijk is dat de tas met inhoud feitelijk toebehoorde aan een ander. Gelet op het voorgaande gaat het hof er vanuit dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij een (nep)wapen aanwezig had, zodat het ten laste gelegde feit is bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 augustus 2015 te Amsterdam een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, voorhanden heeft gehad, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen (merk/model/kaliber: Beretta/M9/9mm).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een (nep)wapen, op de openbare weg en in een druk bezochte supermarkt. In zijn algemeenheid geldt dat (nep)wapens worden gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten en dat ook het enkel voorhanden hebben daarvan zeer gevaarzettende situaties in het leven roept. Het bezit van wapens of daarop gelijkende voorwerpen brengt zo een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich.
In het onderhavige geval neemt het hof de verdachte kwalijk dat hij het (nep)wapen voorhanden heeft gehad in het publieke domein, op de openbare weg en tussen winkelend publiek, waardoor het gevaar dat van het bezit van het wapen te duchten viel exponentieel toenam. Deze omstandigheden in aanmerking genomen zou een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken voor het onderhavige feit in beginsel passend en geboden zijn. Daartegenover staat dat, nu de verdachte ter zake van het onderhavige geval op 9 augustus 2015 in verzekering is gesteld en het hof eerst op 25 februari 2020 uitspraak zal doen, de redelijke termijn waarbinnen strafzaken dienen te worden afgedaan is overschreden. Deze overschrijding zal worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. M. van der Horst, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2020.
Mr. P.C. Römer en mr. M. van der Horst zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]