ECLI:NL:GHAMS:2020:1021

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
23/003931-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek voorlopige hechtenis in verband met COVID-19

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2020 in raadkamer een beschikking gegeven op het verzoek van de verdachte tot schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren in Turkije in 1981 en thans verblijvend in het Justitieel Complex Zaanstad, had verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis in het licht van de uitbraak van het COVID-19 virus. Tijdens de zitting in raadkamer was de verdachte via videoconferentie aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C. Polat, en de advocaat-generaal was ook aanwezig.

Het hof heeft de stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 22 oktober 2019 in overweging genomen. Het hof oordeelde dat het belang van de verdachte bij invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen. Ondanks de mogelijkheid van vertraging in de strafzaak door het COVID-19 virus, was er geen reden om te concluderen dat er geen uitzicht was op een inhoudelijke behandeling binnen afzienbare tijd. Het hof verwees naar een eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek op 10 maart 2020.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven door de voorzitter, mr. L.I.M. van Bergen, en de raadsheren mrs. M. Iedema en M. Senden, in tegenwoordigheid van griffier mr. S. Grote Ganseij. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres]
thans verblijvend in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad.

De feiten en de rechtsgang

Gezien het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Gezien de stukken die betrekking hebben op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van 22 oktober 2019.
Gehoord in raadkamer op 1 april 2020 de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.C. Polat.
In verband met de uitbraak van het COVID-19 virus is de verdachte via een
videoconferentie in raadkamer gehoord.
Gezien het bepaalde in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering.

De beoordeling

Met betrekking tot het door de verdachte gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. Hoewel niet onaannemelijk is dat de strafzaak van de verdachte enige vertraging zal oplopen wegens het COVID-19 virus, brengt dit niet met zich dat thans kan worden gezegd dat geen uitzicht bestaat op een inhoudelijke behandeling binnen afzienbare tijd. Nu (de onderbouwing van) het verzoek voor het overige een herhaling betreft van eerder gedane verzoeken verwijst het hof naar zijn laatst genomen afwijzende beslissing dienaangaande van 10 maart 2020.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 1 april 2020 in raadkamer van dit hof door
mr. L.I.M. van Bergen, voorzitter,
mrs. M. Iedema en M. Senden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. Grote Ganseij als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 1 april 2020,
de advocaat-generaal