ECLI:NL:GHAMS:2020:1020
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schoringsverzoek voorlopige hechtenis in verband met COVID-19
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Italië en thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Zwolle, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 19 februari 2020, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling schorsingsverzoek ingediend, waarbij werd aangevoerd dat de behandeling van de strafzaak vertraging zou oplopen door de maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het COVID-19 virus. De verdediging stelde ook dat de gezondheid van de verdachte in gevaar zou komen door de omstandigheden in de penitentiaire inrichting.
Het hof heeft de argumenten van de verdediging overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de bezwaren tegen de voorlopige hechtenis niet opwegen tegen de maatschappelijke veiligheid. Het hof heeft zich verenigd met de motivering van de rechtbank en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de COVID-19 maatregelen in de penitentiaire inrichting niet adequaat waren. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, evenals het beroep tegen de beslissing van de rechtbank, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht. De uitspraak benadrukt de afweging tussen persoonlijke belangen van de verdachte en de maatschappelijke veiligheid in het kader van de voorlopige hechtenis.