ECLI:NL:GHAMS:2020:1019
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Schorsingsverzoek voorlopige hechtenis in verband met COVID-19
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2020 in raadkamer uitspraak gedaan over een schorsingsverzoek van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad verblijft. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, die op 27 februari 2020 het verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Tijdens de zitting in raadkamer is de verdachte via videoconferentie gehoord, waarbij zijn raadsvrouw, mr. M.G.C. van Riet, een mondeling schorsingsverzoek heeft ingediend.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en kennisgenomen van de relevante stukken. De verdachte was betrokken bij een zaak waarin een grote hoeveelheid cocaïne en wapens in een gehuurde loods werd aangetroffen. Het hof oordeelde dat er ernstige bezwaren waren tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken zou zijn bij de handel in verdovende middelen. De vrees bestond dat de verdachte bij vrijlating opnieuw in de criminaliteit zou vervallen, wat een gevaar voor de samenleving zou opleveren.
Bij de belangenafweging tussen de maatschappelijke belangen en de persoonlijke belangen van de verdachte, oordeelde het hof dat de maatschappelijke belangen zwaarder wogen. Het hof verwierp het argument van de raadsvrouw dat de COVID-19 situatie in de penitentiaire instelling onvoldoende maatregelen bood, en ook de wens van de verdachte om voor zijn moeder te zorgen werd niet als voldoende reden gezien voor schorsing. Uiteindelijk wees het hof zowel het beroep tegen de beschikking als het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af.