ECLI:NL:GHAMS:2019:962

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-002228-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling mishandeling met geldboete

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. De tenlastelegging betrof het slaan van een medepassagier in een bus op 24 april 2016 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het slaan van het slachtoffer op het achterhoofd, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, maar het hof heeft besloten om de eerder opgelegde geldboete van € 400,00 te handhaven, met een subsidiaire straf van 8 dagen hechtenis. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft benadrukt dat geweld in het openbaar vervoer onacceptabel is en dat de verdachte onterecht het slachtoffer mede verantwoordelijk houdt voor de mishandeling. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002228-18
datum uitspraak: 20 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-086874-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer], een of meermalen (met kracht), in/op/tegen het (achter)hoofd te slaan en/of te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 april 2016 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] op het achterhoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte tot dezelfde straf zal worden veroordeeld.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen of toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), omdat het slachtoffer volgens de verdachte ook een eigen aandeel in het bewezen verklaarde heeft gehad en het slachtoffer geen letsel heeft opgelopen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een bus, die was ingezet omdat het treinverkeer stagneerde, schuldig gemaakt aan mishandeling door een medepassagier op het achterhoofd te slaan, waardoor deze pijn heeft ondervonden. Eén en ander vond plaats naar aanleiding van een discussie die ontstond nadat het slachtoffer zo goed was een buschauffeur te helpen bij het vinden van de rijroute en de verdachte daarop commentaar leverde. Het slachtoffer is aanmerkelijk jonger dan de verdachte en had zijn minderjarige broertje bij zich. Dit is voor hen een vervelende gebeurtenis geweest, maar ook voor alle andere personen in de bus. Dergelijk geweld in het openbaar vervoer is volstrekt ontoelaatbaar. Dat de verdachte op gewelddadige wijze uiting heeft gegeven aan zijn ongenoegen en emoties, is slechts hem aan te rekenen. Dat hij het slachtoffer hiervoor mede verantwoordelijk houdt, is zeer onterecht.
Het hof heeft gelet op de straffen die plegen te worden opgelegd terzake van mishandeling, waarbij het geweld heeft bestaan uit een droge klap of schop met pijn tot gevolg. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 500,00 genoemd. Die straf kan in een zaak als de onderhavige in beginsel zonder meer passend worden geacht. Nu de verdachte een relatief beperkt maandinkomen heeft, zal het hof echter volstaan met de straf die in eerste aanleg is opgelegd. Het hof ziet, gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde, geen enkele aanleiding de verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen, laat staan toepassing te geven aan artikel 9a Sr, zoals de raadsman heeft verzocht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 20 september 2016 onder CJIB-nummer 2132542002693391.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]