In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. De tenlastelegging betrof het slaan van een medepassagier in een bus op 24 april 2016 te Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het slaan van het slachtoffer op het achterhoofd, en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, maar het hof heeft besloten om de eerder opgelegde geldboete van € 400,00 te handhaven, met een subsidiaire straf van 8 dagen hechtenis. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft benadrukt dat geweld in het openbaar vervoer onacceptabel is en dat de verdachte onterecht het slachtoffer mede verantwoordelijk houdt voor de mishandeling. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.