ECLI:NL:GHAMS:2019:961
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep tegen onvoorwaardelijke gevangenisstraf
Op 20 maart 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen in 1985 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor het niet opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, verwijzend naar een eerdere veroordeling tot een jarenlange gevangenisstraf op 11 oktober 2018.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de eerdere beslissing van de politierechter niet gewijzigd hoeft te worden. De inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben het hof niet doen afwijken van de eerdere beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat het strafmaximum, zoals bepaald in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, niet wordt overschreden en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere straf rechtvaardigen. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de rechters W.M.C. Tilleman, J.J.I. de Jong en B.A.A. Postma. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2019, waarbij mr. B.A.A. Postma niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.