ECLI:NL:GHAMS:2019:961

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-000102-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep tegen onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 20 maart 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen in 1985 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, met een proeftijd van 2 jaren. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor het niet opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, verwijzend naar een eerdere veroordeling tot een jarenlange gevangenisstraf op 11 oktober 2018.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de eerdere beslissing van de politierechter niet gewijzigd hoeft te worden. De inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie en de argumenten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben het hof niet doen afwijken van de eerdere beslissing. Het hof heeft vastgesteld dat het strafmaximum, zoals bepaald in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, niet wordt overschreden en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere straf rechtvaardigen. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep bevestigd.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de rechters W.M.C. Tilleman, J.J.I. de Jong en B.A.A. Postma. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2019, waarbij mr. B.A.A. Postma niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000102-18
datum uitspraak: 20 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-703118-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week, is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd voor de duur van
2 jaren. Daarbij heeft hij er rekening mee gehouden dat de rechtbank Amsterdam hem bij vonnis van 11 oktober 2018 door tot een jarenlange gevangenisstraf heeft veroordeeld. De raadsvrouw heeft op dezelfde grond bepleit dat aan de verdachte in de voorliggende zaak geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer zou moeten worden opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak ter terechtzitting in hoger beroep, noch de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2019, noch het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) heeft het hof gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Hieruit spreekt dat het hof het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsvrouw, dat in verband met het vonnis van 11 oktober 2018 aan de verdachte thans geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer moet worden opgelegd, niet deelt. Het strafmaximum dat ingevolge artikel 63 Sr in ogenschouw dient te worden genomen wordt immers niet overschreden. Het hof ziet ook overigens geen omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de oplegging van een andere straf dan de, bij relevante recidive niet ongebruikelijke, in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een week aangewezen is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het voorgaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]