In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1968, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had zich schuldig gemaakt aan het negeren van een verwijderingsbevel. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de positieve ontwikkeling van de verdachte, die sinds januari 2018 geen strafbare feiten meer heeft gepleegd. Het hof heeft besloten om de opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van 80 uren. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd.