ECLI:NL:GHAMS:2019:955

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-000670-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis wegens nietigheid onderzoek in eerste aanleg door schending artikel 48 Sv

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 februari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. De tenlastelegging betrof diefstal van twee of meer blikjes bier, toebehorende aan een winkel in Amsterdam. De raadsman van de verdachte voerde aan dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig was, omdat de raadsvrouw niet op de hoogte was gesteld van de zitting, zoals vereist door artikel 48 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat de politierechter niet zonder de aanwezigheid van de raadsvrouw had mogen overgaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak, wat leidde tot de nietigheid van het onderzoek in eerste aanleg. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000670-18
datum uitspraak: 6 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-701229-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee of meer blikjes bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], vestiging [plek], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg zal beslissen.

Rechtmatigheid onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg

De raadsman heeft een beroep gedaan op de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechtbank Amsterdam, teneinde de zaak opnieuw te behandelen en af te doen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de politierechter niet aan de behandeling van de zaak had mogen toekomen, omdat is nagelaten aan de (toenmalige) raadsvrouw van de verdachte een afschrift van de inleidende dagvaarding te zenden, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 48 Sv is vereist. De raadsvrouw is als gevolg hiervan niet ter terechtzitting verschenen.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat uit het proces-verbaal van verhoor van de verdachte tot inbewaringstelling van
8 februari 2018 blijkt dat de verdachte toen werd bijgestaan door de raadsvrouw mr. [naam]. De justitiële autoriteiten waren daarvan dus op de hoogte. Ingevolge het bepaalde in artikel 48 Sv had de raadsvrouw op de hoogte moeten worden gesteld van de terechtzitting in eerste aanleg van 12 februari 2018. Dit is nagelaten en de raadsvrouw is niet op de terechtzitting verschenen. De verdachte is evenmin verschenen. Het vonnis van de politierechter is bij verstek gewezen.
Bij gebreke van enige aanwijzing dat de raadsvrouw op andere wijze op de hoogte was van de zitting moet worden aangenomen dat het gebrek in de oproeping de reden is dat zij niet is verschenen. Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden had de politierechter niet zonder meer buiten aanwezigheid van de raadsvrouw van de verdachte mogen overgaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak. Dit leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Nu de raadsvrouw een kernrol vervult bij het onderzoek ter terechtzitting, zal het hof het vonnis van de politierechter vernietigen en de zaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2018 onder parketnummer 13-701229-18.
Verklaart het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg nietig.
Wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. P.C. Römer en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.