ECLI:NL:GHAMS:2019:954

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-002250-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf in hoger beroep wegens diefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 21 juni 2018, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken. Het hof bevestigde het vonnis, maar vernietigde de opgelegde straf. De verdachte was schuldig bevonden aan diefstal van een tas van een slachtoffer op een terras in Amsterdam. Het hof overwoog dat de verdachte een ernstige inbreuk had gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer en dat zijn handelen bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.

Bij de strafoplegging hield het hof rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had een problematische achtergrond, waaronder alcohol- en drugsgebruik, en een gebrek aan maatschappelijke stabiliteit. Het hof oordeelde dat een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren, passend was. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling.

Het hof benadrukte de noodzaak van interventie gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en de lopende strafzaken. De beslissing van het hof was gericht op het voorkomen van recidive en het bieden van ondersteuning aan de verdachte in zijn rehabilitatie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002250-18
datum uitspraak: 20 maart 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-701923-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
postadres: [adres],
uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van
2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, maar dat aan het in voorwaardelijke vorm opgelegde strafdeel als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd dat de veroordeelde zich meldt bij de reclassering.
De raadsman heeft, gelet op de aard van het bewezen verklaarde, verzocht een lagere straf op te leggen dan in eerste aanleg is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Primair heeft hij verzocht de verdachte, als stok achter de deur, een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis op te leggen en daarbij slechts algemene voorwaarden te stellen. Subsidiair heeft hij het hof verzocht de verdachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk en daarbij een meldplicht als bijzondere voorwaarde te stellen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een tas. Het slachtoffer bevond zich op een zomeravond op een terras in Amsterdam en had haar tas op een stoel naast haar gezet. Op een onverhoeds moment heeft de verdachte die tas weggegrist en is vervolgens hard weggerend. Dankzij haar vrienden, die achter de verdachte aan zijn gerend en hem in de kraag hebben gevat, heeft het slachtoffer haar tas weer terug gekregen. De verdachte heeft door aldus te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Bovendien heeft hij hiermee voeding gegeven aan gevoelens van onveiligheid die leven in de maatschappij, bij bezoekers van Amsterdamse horecagelegenheden in het bijzonder.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2019 is hij eerder onherroepelijk bestraft ter zake van een diefstal, gepleegd op 7 mei 2016. Dit weegt in zijn nadeel.
Mede gelet daarop ziet het hof geen enkele aanleiding de verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, zoals de raadsman primair heeft verzocht. Het hof ziet aanleiding de verdachte een taakstraf op te leggen, alsmede een korte voorwaardelijke gevangenisstraf; dit laatste om hem ervan te weerhouden dat hij zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig maakt.
Uit de omtrent de verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten van 13 juni 2018, 16 juli 2018 en 25 december 2018 komt naar voren dat het hem ontbreekt aan maatschappelijke stabiliteit, hij heeft geen inschrijfadres en kan daardoor niet beschikken over basisvoorzieningen zoals een zorgverzekering. Feitelijk heeft de verdachte nog lang bij zijn moeder gewoond, maar met haar heeft hij een moeizame relatie. Inmiddels zou hij bij zijn broer wonen, maar deze staat onder bewind, zodat hij zich ook op diens adres niet (eenvoudig) kan inschrijven. De verdachte beschikt niet over een legale dagbesteding en er zijn schulden. Ook zijn er aanwijzingen voor alcoholproblematiek en voor regelmatig gebruik van cannabis. De verdachte, die in een andere zaak in schorsingstoezicht loopt, is aangemeld voor psychologische behandeling bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag om met zijn gevoelens te leren omgaan. Hij lijkt ook ondersteuning nodig te hebben voor praktische zaken. De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij het nodig heeft dat er iemand op hem let en hem de spreekwoordelijke schop onder de kont geeft. In de meest recente rapporten is geadviseerd bij een voorwaardelijk strafdeel als bijzondere voorwaarden te stellen het naleven van een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling bij De Waag en het verlenen van medewerking aan het op orde krijgen van zijn financiële situatie en aan het realiseren van een inschrijfadres en een dagbesteding. Eerder is geadviseerd ook het verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang verplicht te stellen.
Uit genoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie komt naar voren dat er tegen de verdachte inmiddels twee nieuwe zaken aanhangig zijn waarin hij wordt beschuldigd van in totaal drie woninginbraken. Mede gelet daarop kan bepaald niet worden uitgesloten dat de nog jeugdige verdachte aan het afglijden is. Daarom acht het hof nu een interventie noodzakelijk, reden waarom in deze zaak de bijzondere voorwaarden zullen worden gesteld die zijn geadviseerd. Het gaat bij die stand van zaken niet aan om, zoals de raadsman heeft gesteld, er enkel vanuit te gaan dat die voorwaarden te zijner tijd zullen kunnen worden gesteld door de rechter die over de openstaande strafzaken heeft te oordelen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 60 uren in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland (te Zaandam), zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt, en gedurende het toezicht aan de reclassering openheid geeft over zijn alcohol- en middelengebruik;
  • zich laat behandelen bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de aanwijzingen die zijn zorgverlener hem geeft;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, een en ander indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan het realiseren van een inschrijfadres en een zinvolle dagbesteding en aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, wanneer de reclassering dit noodzakelijk vindt, en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]