ECLI:NL:GHAMS:2019:953

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-001837-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van een gebiedsverbod met recidive en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1953, was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had op 10 mei 2018 opzettelijk niet voldaan aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich uit een overlastgebied te verwijderen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De verdachte heeft het ten laste gelegde bekend, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk niet voldoen aan een wettelijk bevel. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige verslaving aan harddrugs en de recente stabilisatie van zijn situatie. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001837-18
datum uitspraak: 20 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-701764-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 maart 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en / of die was belast met en / of bevoegd verklaard tot het opsporen en / of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zich uit het overlastgebied cenutrm te verwijderen en zich daar gedurende drie maanden niet meer te bevinden, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 mei 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, die was belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat
namensdeze ambtenaar hem
wasbevolen zich uit het overlastgebied
Centrumte verwijderen en zich daar gedurende drie maanden niet meer te bevinden, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, Sv worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2018093769-2 van 10 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 3-4);
2. een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018093769-4 van 10 mei 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 6-8), inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
3. een geschrift, te weten een namens de Burgemeester van Amsterdam uitgevaardigd verwijderingsbevel met nummer 18/00392 van 27 februari 2018, en de daarbij gevoegde gebiedskaart (doorgenummerde pagina’s 11-14);
4. een proces-verbaal van uitreiking van het onder 3 genoemde verwijderingsbevel met nummer 2018044154-1 van 2 maart 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina 10);
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° Sv betreffen, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem namens de burgemeester gegeven verwijderingsbevel door zich in een gebied op te houden, terwijl hij wist dat hij daar niet mocht zijn. De verdachte heeft zodoende een door het bevoegd gezag gegeven bevel genegeerd. De naleving van dit soort bevelen is van belang voor de handhaving van de openbare orde; het te dier zake gevoerde beleid heeft hij met zijn gedrag doorkruist.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2019 is hij eerder meermalen onherroepelijk voor soortgelijke feiten veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel. Mede gelet hierop en op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, is de straf zoals opgelegd in eerste aanleg in beginsel zonder meer gerechtvaardigd. Het hof ziet echter aanleiding hem een andere straf op te leggen om de volgende redenen.
De 65-jarige verdachte is al tientallen jaren verslaafd aan harddrugs. Tot midden 2018 had hij geen vaste woon- of verblijfplaats. Voor hulpverlening stond hij niet open. Het plegen van strafbare feiten was voor hem schering en inslag. Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat zijn omstandigheden zich enigszins lijken te stabiliseren. Zo heeft hij een woonplek bemachtigd bij een voorziening van HVO Querido, die hij zal kunnen verliezen indien hij voor enige tijd gedetineerd raakt. Vanuit die instelling ontvangt hij begeleiding, waaraan hij min of meer meewerkt. Dit beeld vindt in zoverre bevestiging in het genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie, dat daaruit is af te leiden dat de verdachte sinds 22 mei 2018 geen misdrijven heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, waarmee een eerder hardnekkig patroon vooralsnog lijkt te zijn doorbroken. Het hof is bij die stand van zaken van oordeel dat het noch in het belang van de verdachte, noch in dat van de maatschappij is dat aan de verdachte een vrijheidsbenemende straf wordt opgelegd die dit gevonden evenwicht zal verstoren. Daarom zal het hof de verdachte een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]