ECLI:NL:GHAMS:2019:946

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
23-001905-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking rechter-commissaris inzake statusverlening bedreigde getuige in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die betrokken is bij een strafrechtelijk onderzoek naar een dubbele moord en een poging tot moord. Appellant was eerder door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. De zaak betreft een vordering van de CI-officier van justitie tot het horen van een getuige, aangeduid als QQ, die de status van bedreigde getuige zou moeten krijgen. De rechter-commissaris heeft deze vordering toegewezen, maar heeft nagelaten zowel de verdachte als het openbaar ministerie te horen, wat in strijd is met artikel 226a, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelt dat dit verzuim niet kan worden hersteld in hoger beroep, omdat de rechter-commissaris de enige is die de betrokken persoon heeft gehoord en de procedure besloten is. Het hof concludeert dat de beschikking van de rechter-commissaris lijdt aan ernstige gebreken en verklaart het hoger beroep gegrond, waarbij de beschikking wordt vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar de rechter-commissaris voor een nieuwe beslissing, met inachtneming van de overwegingen van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het beroep tegen de beschikking ex artikel 226a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de rechter-commissaris in de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2019 in de strafzaak van de verdachte:
[appellant]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende te P.I. Noord-Holland Noord, unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

1.De feiten en de rechtsgang

1.1.
[appellant] (
hierna: appellant) wordt in een strafrechtelijk onderzoek genaamd 13Ebetsu door het openbaar ministerie vervolgd ter zake van – kort samengevat – betrokkenheid bij een dubbele moord en een poging tot moord in de Staatsliedenbuurt in Amsterdam en de daaropvolgende beschieting van twee motoragenten.
1.2.
Bij vonnis van 1 mei 2015 is appellant door de rechtbank Amsterdam ter zake van deze feiten veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
1.3.
Tegen voornoemd vonnis heeft appellant hoger beroep ingesteld. De behandeling van de strafzaak is inmiddels aanhangig bij het gerechtshof Amsterdam.
1.4.
Op 4 februari 2019 heeft de CI-officier van justitie, onder meer belast met bijzondere getuigentrajecten, een vordering gedaan tot het horen van een persoon als getuige op de voet van artikel 226a, tweede lid, Sv. Deze persoon is aangeduid als QQ.
1.5.
Op 15 februari 2019 is deze persoon in het kader van voormelde vordering gehoord door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
1.6.
Bij beschikking van 15 februari 2019 heeft de rechter-commissaris de vordering ex artikel 226a, eerste lid, Sv van de CI-officier van justitie toegewezen en bevolen dat QQ de status van bedreigde getuige wordt verleend.
1.7.
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel van de griffier van de rechtbank Amsterdam is namens appellant op 21 februari 2019 hoger beroep ingesteld tegen voormelde beschikking van de rechter-commissaris.
1.8.
Blijkens akte van uitreiking van 26 februari 2019 is voormelde beschikking van de rechter-commissaris op die datum aan appellant uitgereikt.
1.9.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de hiervoor genoemde stukken.
1.10.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 20 maart 2019 gehoord de advocaat-generaal en appellant, bijgestaan door diens raadsvrouw mr. B.L.M. Ficq. Voorafgaand aan deze behandeling heeft het hof nog het navolgende stuk ontvangen:
- een e-mailbericht van 15 maart 2019 van de advocaat-generaal gericht aan het hof, bevattende een vijftal bijlagen;

2.Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van appellant heeft verzocht de zaak terug te wijzen naar de rechter-commissaris.
Daartoe heeft zij – kort samengevat – aangevoerd dat de verdediging door de rechter-commissaris niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord omtrent de statusverlening en/of op de vordering van de officier van justitie, hetgeen ingevolge artikel 226a, tweede lid, Sv wel had behoren te gebeuren. Nu de geldende procedurele wettelijke voorschriften niet zijn nageleefd, dient de behandeling van het verzoek te worden teruggewezen naar de rechter-commissaris, opdat appellant aldaar alsnog gehoord kan worden en het verzuim kan worden hersteld.

3.Standpunt van het openbaar ministerie

Het openbaar ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep dient te worden afgewezen. Daartoe heeft het openbaar ministerie – kort samengevat en voor zover voor deze beslissing van belang – het volgende aangevoerd.
De rechter-commissaris heeft, voordat hij de status van bedreigde getuige aan de getuige QQ toekende, partijen niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. In zijn beschikking heeft de rechter-commissaris uiteengezet waarom hij daarvan af heeft gezien. Naar de mening van het openbaar ministerie kon de rechter-commissaris tot deze beslissing komen nu uit artikel 226a, tweede lid, Sv niet volgt dat statusverlening slechts mogelijk is indien de daarin genoemde gelegenheid is geboden. Appellant kan tijdens de behandeling in raadkamer van het namens hem ingestelde hoger beroep alsnog zijn standpunt naar voren brengen, waardoor een eventueel door hem geleden nadeel wordt hersteld.
De advocaat-generaal heeft er voorts op gewezen dat ook het zaaks-openbaar ministerie niet door de rechter-commissaris in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord.

4.Wettelijk kader

Artikel 226a Sv luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
1. De rechter-commissaris beveelt hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de verdachte of van de getuige, dat ter gelegenheid van het verhoor van die getuige diens identiteit verborgen wordt gehouden, indien:
a. de getuige of een andere persoon, met het oog op de door de getuige af te leggen verklaring, zich zodanig bedreigd kan achten dat, naar redelijkerwijze moet worden aangenomen, voor het leven, de gezondheid of de veiligheid dan wel de ontwrichting van het gezinsleven of het sociaal-economisch bestaan van die getuige of die andere persoon moet worden gevreesd, en de getuige te kennen heeft gegeven wegens dee bedreiging geen verklaring te willen afleggen.
In het andere geval wijst hij de vordering of het verzoek af.
2. De officier van justitie, de verdachte, en de getuige worden in de gelegenheid gesteld daaromtrent te worden gehoord. Aan de getuige die nog geen rechtsbijstand heeft, wordt een advocaat toegevoegd. De toevoeging geschiedt op last van de rechter-commissaris door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

5.Oordeel van het hof

Het hof overweegt dat de toets ex artikel 226a Sv in hoger beroep beperkt van aard is. Het oordeel van het hof kan immers slechts gebaseerd worden op de door de rechter-commissaris in de door hem gegeven beschikking vermelde feiten en omstandigheden. Dat is ingegeven doordat de wetgever de beoordeling van de vraag of een persoon kan en moet worden aangemerkt als bedreigde getuige exclusief heeft opgedragen aan de rechter-commissaris. De daarbij behorende procedure heeft een besloten karakter. De persoon om wiens status als mogelijk bedreigde getuige het gaat, wordt alleen door de rechter-commissaris gehoord. De door de rechter-commissaris aldus en overigens mondeling van de CI-officier van justitie verkregen informatie komt slechts in zeer beperkte mate ter kennis van – in dit geval – de zaaksadvocaten-generaal, de verdediging en van het hof.
In deze zaak heeft de rechter-commissaris de in het tweede lid van artikel 226a Sv genoemde gelegenheid om te worden gehoord niet geboden en hebben noch het openbaar ministerie, noch de verdediging de mogelijkheid gehad hun standpunt kenbaar te maken. De rechter-commissaris heeft dit achterwege gelaten met enerzijds een beroep op het belang van een spoedige voortgang van het traject en anderzijds omdat hij het in de omstandigheden van het geval ondenkbaar achtte dat het inwinnen van een zienswijze hem tot een ander oordeel zou kunnen brengen. Dientengevolge heeft de rechter-commissaris deze standpunten niet kunnen betrekken in zijn oordeelsvorming.
Gelet op de verstrekkende gevolgen die het verlenen van de status van bedreigde getuige ex artikel 226a Sv voor de procesposities in een strafzaak kan hebben, is het in de gelegenheid stellen van zowel zaaksofficier van justitie – of in dit geval de zaaksadvocaat-generaal – en de verdachte en zijn advocaat om zich hierover uit te laten, een essentieel onderdeel van de procedure als geheel. Dat het nalaten hiervan niet door de wet met nietigheid wordt bedreigd, maakt dat niet anders. In hoger beroep is daarom aan de orde geweest in hoeverre het hiervoor genoemde verzuim kan worden hersteld door het alsnog horen van appellant en de verdediging en het openbaar ministerie in hoger beroep.
Het hof kan – zoals hiervoor is weergegeven – slechts in zeer beperkte mate kennis nemen van de informatie die de rechter-commissaris heeft verkregen uit het horen van de betrokken persoon. Het hof kan, anders dan de rechter-commissaris die met de betrokken persoon gesproken heeft, daarom ook niet toetsen of en in hoeverre de door de verdediging en het openbaar ministerie ingebrachte (of in te brengen) standpunten van invloed moeten zijn op de beslissing om de status van bedreigde getuige al dan niet toe te kennen.
Het geconstateerde verzuim kan dan ook niet in hoger beroep worden hersteld; die afweging is immers voorbehouden aan de rechter-commissaris die de betrokken persoon heeft gehoord.
Het vorenstaande brengt het hof tot de conclusie dat de beslissing van de rechter-commissaris lijdt aan een ernstig formeel en materieel gebrek, dat niet in hoger beroep kan worden hersteld. Om die reden zal het hof het hoger beroep gegrond verklaren en de beslissing van de rechter-commissaris vernietigen. Indien het openbaar ministerie de vordering ex artikel 226a Sv
handhaaft, zal de rechter-commissaris hierop opnieuw dienen te beslissen, met inachtneming van wat in deze beschikking door het hof is overwogen.
De beslissing
Het hof:
VERKLAART het hoger beroep gegrond.
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven op 20 maart 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en P.C. Kortenhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van appellant.
Amsterdam, 21 maart 2019,
de advocaat-generaal