ECLI:NL:GHAMS:2019:929
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake diefstal van een telefoon met bewijsverweer
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor diefstal van een telefoon. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd en heeft daarbij een in hoger beroep gevoerd bewijsverweer besproken. Tijdens de zitting op 8 februari 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman van de verdachte. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zal bevestigen.
Het hof heeft de bewijsstukken en verklaringen van de aangeefster en getuigen zorgvuldig gewogen. De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de diefstal door de verdachte. Hij heeft gewezen op inconsistenties in de verklaringen van de aangeefster en haar collega, maar het hof oordeelt dat deze inconsistenties van ondergeschikt belang zijn. De verklaringen zijn verklaarbaar door de tijd die verstreken is tussen de verschillende verhoren. Bovendien is de telefoon aangetroffen bij de halfbroer van de verdachte, wat de betrokkenheid van de verdachte versterkt.
Het hof heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om af te wijken van de overwegingen van de politierechter en heeft het verweer van de raadsman verworpen. De beslissing van het hof is om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn uiteengezet.