Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
8.Gevolgen van beëindiging
“Hebben jullie bij de patiënten aangegeven dat jullie ergens anders gaan werken en hen een optie gegeven om daar behandelt te worden?”Bij e-mail van
“Zoals in het contract staat zal ik mij onthouden van een wervende opstelling ten opzichte van de patiënten in jouw praktijk. Ik heb dan ook niemand de optie gegeven/gewerft om in de praktijk in Slotervaart behandeld te worden. Als de patiënten er zelf voor kiezen om in een andere praktijk behandeld te worden, is dat geheel hun eigen keuze waarin ze uiteraard vrij zijn.”
3.Beoordeling
Gevolgen van beëindiging”vooralsnog tot de conclusie dat daarmee (uitsluitend) bedoeld is te regelen wat tussen partijen geldt ná het einde van de overeenkomsten. [geïntimeerde] heeft hier slechts tegen ingebracht dat [appellante sub 2] er met haar e-mail van 19 juli 2018 blijk van heeft gegeven dat haar duidelijk is geweest dat het relatiebeding ook vóór het einde van haar overeenkomst met [geïntimeerde] gold. Nog daargelaten dat een uitlating van [appellante sub 2] in een e-mail zoals uitgelegd door [geïntimeerde] naar het voorlopige oordeel van het hof onvoldoende betekenis toekomt bij de uitleg van artikel 8, overtuigt dit argument niet omdat uit deze e-mail slechts valt af te leiden dat [appellante sub 2] heeft toegezegd om de patiënten uit de praktijk van [geïntimeerde] niet wervend te zullen benaderen zoals - inderdaad - in de overeenkomsten staat. [geïntimeerde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [appellanten] in de periode ná 17 augustus 2018 patiënten uit de praktijk van [geïntimeerde] wervend hebben benaderd als in deze bepaling wordt bedoeld. De door [geïntimeerde] overgelegde voorbeelden zien alle op de periode vóór het einde van de overeenkomsten tussen partijen. Dit betekent dat niet aannemelijk is geworden dat schending van het relatiebeding heeft plaatsgevonden. Ten overvloede overweegt het hof dat met de door [geïntimeerde] overgelegde schriftelijke verklaringen van patiënten evenmin voldoende aannemelijk is gemaakt dat [appellanten] tijdens de looptijd van de overeenkomsten patiënten wervend hebben benaderd, wat in beginsel onrechtmatig jegens [geïntimeerde] zou zijn. De grieven 2 en 4 slagen en behandeling van grief 5, die daarop voortbouwt, kan achterwege blijven.