In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de vraag wie de contractspartij was bij een overeenkomst voor dakwerkzaamheden. [appellant] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank een vordering van [geïntimeerde] had toegewezen. De rechtbank oordeelde dat [geïntimeerde] in opdracht van [appellant] werkzaamheden had verricht en dat [appellant] verplicht was om te betalen. [appellant] stelde dat hij de overeenkomst had gesloten namens zijn vennootschap, [X] Onroerend Goed B.V., en niet privé. Het hof heeft de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen, aangezien deze in hoger beroep niet in geschil zijn.
Tijdens de zitting in hoger beroep hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [geïntimeerde] vorderde betaling van € 6.098,15, terwijl [appellant] de vordering betwistte en stelde dat hij niet in gebreke was omdat er geen factuur was verstuurd. Het hof oordeelde dat het niet verstuurd zijn van een factuur geen invloed had op de opeisbaarheid van de vordering en dat [appellant] in verzuim verkeerde. Het hof verwierp ook de grieven van [appellant] over de contractspartij en het aantal gewerkte uren, en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [geïntimeerde] de werkzaamheden had verricht op basis van de overeenkomst met [appellant].
Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten werden begroot op € 318,- voor verschotten en € 2.277,- voor salaris, met een aanvullend bedrag voor nasalaris. Het hof verklaarde de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.