Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 in raadkamer een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte behandeld. De verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in de PI Zuyderbos te Heerhugowaard, verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis op medische gronden. De raadsman van de verdachte stelde dat de verdachte in detentie niet de noodzakelijke medische hulp ontvangt die hij nodig heeft. Het hof heeft echter vastgesteld dat er geen medische gronden zijn die de detentieongeschiktheid van de verdachte onderbouwen. De verdediging heeft geen bewijs geleverd, zoals een verklaring van een orthopeed of fysiotherapeut, dat de verdachte de benodigde fysiotherapeutische hulp alleen buiten detentie kan krijgen.
Daarnaast heeft het Hoofd Zorg van de penitentiaire inrichting Heerhugowaard per e-mail bevestigd dat de verdachte geen andere medische begeleiding nodig heeft dan hij momenteel ontvangt. Het hof concludeert dat de medische zorg voor de verdachte adequaat is en dat het belang van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis niet opweegt tegen het maatschappelijke belang van recidivepreventie. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
De beschikking is gegeven door de voorzitter mr. J.L. Bruinsma, samen met mrs. E. van Die en H.F. van Kregten, in aanwezigheid van griffier mr. S.A.M. Borg. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.