ECLI:NL:GHAMS:2019:848

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2019
Publicatiedatum
15 maart 2019
Zaaknummer
13/741015-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van ernstige bezwaren en voorlopige hechtenis in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1999 en thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2019, die een bevel tot zijn gevangenhouding inhield. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend. Het hof heeft de relevante stukken en de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2019 bestudeerd, evenals de verklaringen van de advocaat-generaal en de raadsman.

Het hof heeft geconcludeerd dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte met betrekking tot meerdere vermogensdelicten. De beoordeling van de feiten toonde aan dat er voldoende bewijs was voor de ernstige bezwaren, met inbegrip van herkenningen op camerabeelden en signalementen die overeenkwamen met de verdachte. Het hof heeft echter ook opgemerkt dat bij één van de feiten de herkenning enkel op basis van kleding was, wat niet voldoende was voor het aannemen van ernstige bezwaren.

Gezien het recidivegevaar, dat voortvloeit uit de justitiële documentatie van de verdachte, heeft het hof besloten dat er geen aanleiding was om de termijn van het bevel gevangenhouding te beperken of om de voorlopige hechtenis te schorsen. De beslissing van het hof was om het beroep tegen de bestreden beschikking af te wijzen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

13/741015-19
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[appellant]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in het huis van bewaring Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2019, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
13 februari 2019, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. M.H.H. Meulemeesters.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de grond waarop deze berust, met uitzondering van het aannemen van ernstige bezwaren voor het onder 1 op de vordering inbewaringstelling vermelde feit. Bovendien legt het hof de recidivegrond (6 jaar) mede aan het bevel gevangenhouding ten grondslag.
Ook voor de onder 4 en 5 op de vordering inbewaringstelling vermelde feiten acht het hof ernstige bezwaren aanwezig. Bij feit 4 is sprake van een signalement dat overeenkomt met het signalement van de verdachte uit feit 2, die als zodanig is herkend als de verdachte. Ook is op de Iphone van de verdachte een foto aangetroffen van de weggenomen Piaggio. Bij feit 5 is de verdachte op camerabeelden herkend. Dat over de betrouwbaarheid van de herkenningen en de signalementen nog gediscussieerd kan worden doet er niet aan af dat dit voldoende is voor het aannemen van ernstige bezwaren.
Anders is dit bij feit 1, waarbij alleen sprake zou zijn van een herkenning op basis van kleding.
Nu er ernstige bezwaren bestaan dat de verdachte zich in korte tijd samen met anderen schuldig zou hebben gemaakt aan verscheidene gelijksoortige vermogensdelicten en gelet op de justitiële documentatie van de verdachte acht het hof recidivegevaar aanwezig, in die zin dat er sprake is van een ernstige vrees dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld.
In hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht ziet het hof geen aanleiding om de termijn van het bevel gevangenhouding te beperken.
13/741015-19
Het hof heeft er vooralsnog geen vertrouwen in dat het recidivegevaar door het stellen van voorwaarden kan worden ingeperkt. Voor schorsing van de voorlopige hechtenis ziet het hof dan ook geen aanleiding.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 6 maart 2019 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. E. van Die en H.F. van Kregten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 6 maart 2019,
de advocaat-generaal