Uitspraak
De feiten en de rechtsgang
.Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2019 in raadkamer een beslissing genomen op het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte, geboren in 1993 en thans verblijvende in Justitieel Complex Zaanstad, heeft verzocht om zijn voorlopige hechtenis te schorsen zodat hij kan beginnen aan zijn behandeling in het kader van een TBS met dwangverpleging, die in een andere strafzaak is opgelegd. De advocaat-generaal heeft zich echter verzet tegen dit verzoek, omdat het onduidelijk is in welke setting de TBS met dwangverpleging zou moeten plaatsvinden en er momenteel geen behandelplek voor de verdachte beschikbaar is. Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal overwogen en geconcludeerd dat er geen mogelijkheid is om het verzoek toe te wijzen. Bovendien zou een eerdere TBS van rechtswege vervallen als er in deze zaak opnieuw een TBS met dwangverpleging wordt opgelegd, wat complicaties met zich mee zou brengen voor de verdachte.
De raadsman van de verdachte heeft subsidiair verzocht om de behandeling van het verzoek aan te houden, zodat er alsnog een plaats voor de verdachte gezocht kan worden. Het hof heeft ook voor dit verzoek geen aanleiding gezien, omdat de plaatsingsprocedure voor TBS met dwangverpleging zorgvuldig moet plaatsvinden en niet tussendoor kan worden geregeld. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beschikking is gegeven op 6 maart 2019 door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.