ECLI:NL:GHAMS:2019:784
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot onterecht gelegd beslag en tuchtrechtelijke maatregelen
In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder, die in hoger beroep is behandeld door het Gerechtshof Amsterdam. De klager heeft de gerechtsdeurwaarder vijf verwijten gemaakt, waarvan het hof uiteindelijk twee klachtonderdelen gegrond heeft verklaard. De klacht betreft onder andere het leggen van beslag onder twee banken zonder gerechtvaardigd vermoeden dat de klager daar bankierde. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gerechtvaardigd vermoeden had dat de klager bij bank A bankierde, maar niet bij bank B. De maatregel van waarschuwing is opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder, terwijl de klacht voor het overige ongegrond is verklaard. Het hof heeft ook besloten om af te zien van een kostenveroordeling, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan op 5 maart 2019, na een openbare zitting op 20 december 2018, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.