Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Igericht. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter de feiten incompleet weergegeven en dient het hof de door hem, [appellant] , genoemde feiten alsnog in de feitenvaststelling en de overwegingen te betrekken. Het hof zal hiermee in het navolgende zo nodig rekening houden. Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil, zodat het hof deze ook als uitgangspunt zal nemen, waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan.
3.Beoordeling
HUUROVEREENKOMST LEEGSTANDSWET
6)
maanden, ingaande op 16 oktober 2014.(...)
- De woning staat ten tijde van de huurperiode in de verkoop, huurder zal meewerken om bezichtigingen te kunnen laten plaatsvinden;
- Indien huurder niet meewerkt/zorgdraagt aan het vrij van huur kunnen overdragen van het gehuurde bij definitieve verkoop, zal huurder alle kosten (boetes, rente, proces en advocaatkosten) aan verhuurder vergoeden.
[dat de huurovereenkomst tussen partijen van kracht is zonder enige beperkingen op grond van de Leegstandwet en
]dat evenmin sprake is van een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur is.
grieven II tot en met Vvan [appellant] zijn gericht tegen de beslissing van de kantonrechter dat geen sprake is van een huurovereenkomst die naar zijn aard van korte duur is. Deze lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grief VIkomt [appellant] op tegen rechtsoverweging 5.11 van het bestreden vonnis. In het licht van het hiervoor overwogene ziet het hof evenmin grond om te oordelen dat het beroep [plaats] [geïntimeerden] op huurbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De door [appellant] bij memorie van grieven onder 4.32 genoemde omstandigheden maken dit niet anders, omdat het hof die omstandigheden onvoldoende klemmend acht om een beroep op artikel 6:248 lid 2 te rechtvaardigen. Ook deze grief slaagt niet.
grieven VII en VIIvan [appellant] , die gericht zijn tegen de afwijzing van zijn vorderingen, het dictum en de proceskostenveroordeling, geen behandeling meer. Dit geldt eveneens voor de door [appellant] in hoger beroep vermeerderde eis.