ECLI:NL:GHAMS:2019:736

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
23-004151-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep mensensmokkel met betrekking tot een Russische vrouw

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2014. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van mensensmokkel, waarbij hij een Russische vrouw hielp bij haar reis naar het Verenigd Koninkrijk. De tenlastelegging omvatte het verschaffen van wederrechtelijk verblijf, het maken van afspraken over de reis en het begeleiden van de vrouw tijdens haar reis. Tijdens de zittingen op 6 februari en 5 maart 2019 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij de verdachte niet werd bijgestaan door een gemachtigd raadsvrouw of raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders afspraken hebben gemaakt over de reis van de vrouw naar het Verenigd Koninkrijk en dat zij haar hebben begeleid. Echter, het hof heeft ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van het verschaffen van wederrechtelijke toegang tot Nederland, omdat het Russische paspoort van de vrouw niet vals of vervalst bleek te zijn. Dit leidde tot een partiële vrijspraak van dat onderdeel van de aanklacht.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 1.000,00. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een straf van 48 dagen gevangenisstraf geëist. Het hof heeft uiteindelijk de gevangenisstraf vastgesteld op 1 maand, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot de beslissing om geen geldboete op te leggen. De op te leggen straf is gegrond op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004151-14
datum uitspraak: 5 maart 2019
TEGENSPRAAK (na aanhouding verdachte noch een gemachtigd raadsvrouw/raadsman verschenen)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-693015-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adressen: [adres 1].
[adres 2]
[adres 3].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 februari 2019 en 5 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 5 juli 2012 tot en met 7 juli 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] (Russische nationaliteit) behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer] in Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk verblijf verschaft en/of vervolgens
- ( telefonisch) met zijn mededader(s) (een) afspraak/afspraken gemaakt over de reis van die [slachtoffer] naar het Verenigd Koninkrijk, althans naar het buitenland en/of vervolgens
- ( telefonisch) met zijn mededaders en/of een of meer andere perso(o)n(en) (een) afspraak/afspraken gemaakt en/of instrukties gegeven over zijn/hun reis naar het Verenigd Koninkrijk, althans naar het buitenland en /of vervolgens
- ( telefonisch) met zijn mededader(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en) (een) afspraak/afspraken gemaakt over (een) geldbedrag(en) en/of vervolgens
- voornoemde [slachtoffer] begeleid/vergezeld tijdens de reis naar het Verenigd Koninkrijk, althans naar het buitenland.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak

Uit het dossier volgt dat uit onderzoek naar het Russische paspoort op naam van [slachtoffer] niet is gebleken dat dit paspoort vals of vervalst is. Uit de enkele verklaring van [slachtoffer] over de herkomst van het paspoort kan dit evenmin worden afgeleid. Nader onderzoek naar de status van het paspoort is achterwege gebleven. Bij deze stand van zaken moet het ervoor worden gehouden dat het een geldig Russisch paspoort met een geldig Schengenvisum betreft. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde behulpzaamheid bij wederrechtelijke toegang tot Nederland.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 juli 2012 tot en met 7 juli 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [slachtoffer] (Russische nationaliteit) behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot lidstaten van de Europese Unie of doorreis door Nederland, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- met zijn mededader(s) afspraken gemaakt over de reis van die [slachtoffer] naar het Verenigd Koninkrijk en vervolgens
- met zijn mededader(s) afspraken gemaakt en instructies gegeven over hun reis naar het Verenigd Koninkrijk en vervolgens
- met zijn mededader(s) afspraken gemaakt over een geldbedrag en vervolgens
- voornoemde [slachtoffer] begeleid/vergezeld tijdens de reis naar het Verenigd Koninkrijk.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 18 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Mensensmokkel maakt inbreuk op de ten aanzien van vreemdelingen geldende regelgeving ten aanzien van toegang, verblijf of doorreis naar een ander land. Ter bestrijding hiervan zijn in Europees verband afspraken gemaakt, waarvan de Nederlandse strafbaarstelling een uitvloeisel is. De verdachte en zijn mededaders hebben getracht een vrouw onder een valse identiteit naar het Verenigd Koninkrijk te laten reizen en zo geprobeerd deze regelgeving te doorkruisen. De verdachte heeft de vrouw met een van zijn medeverdachten naar een woning in Amsterdam gebracht. Vervolgens heeft hij bij de verdere reis van de vrouw van Amsterdam via België en Frankrijk naar Engeland een begeleidende rol gespeeld. Gelet op aard en ernst van het bewezenverklaarde feit zijn naar het oordeel van het hof in beginsel de door de rechtbank opgelegde straffen passend en geboden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 januari 2019 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Bovendien constateert het hof dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden is overschreden, nu namens de verdachte op 27 oktober 2014 hoger beroep is ingesteld en het hof pas op 5 maart 2019 arrest wijst. Het hof ziet in de overschrijding van de redelijke termijn aanleiding aan de verdachte geen geldboete op te leggen en te volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet te boven gaat.

Toepasselijke wettelijk voorschrift

De op te leggen straf is gegrond op artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2019.