ECLI:NL:GHAMS:2019:724
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [kind X]. De ouders van [kind X] waren in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, waarin was bepaald dat [kind X] onder toezicht zou worden gesteld van de gecertificeerde instelling de Jeugd- & gezinsbeschermers (GI) tot 28 juni 2019. De ouders stelden dat de situatie in het gezin was verbeterd en dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig was. De raad voor de Kinderbescherming, die als verweerder optrad, was van mening dat de ondertoezichtstelling moest worden voortgezet vanwege de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [kind X].
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2019 werd duidelijk dat er significante veranderingen in de thuissituatie hadden plaatsgevonden. De ouders hadden een veiligheidsplan opgesteld en er was vooruitgang geboekt in de hulpverlening. De GI gaf aan dat er geen noodzaak meer was voor de ondertoezichtstelling, terwijl de raad dit standpunt niet deelde. Het hof heeft de situatie zorgvuldig gewogen en vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling ten tijde van de eerdere beschikking aanwezig waren, maar dat deze thans niet meer aanwezig zijn.
Het hof heeft besloten de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover deze betrekking heeft op de periode tot heden, maar heeft het verzoek tot voortzetting van de ondertoezichtstelling voor de toekomst afgewezen. Het hof benadrukte het belang van goede samenwerking tussen de ouders en de GI en stelde voor om de hulpverlening in een drangkader voort te zetten, waarbij de huidige gezinsmanager het gezin zou blijven begeleiden. Deze beslissing is genomen in het belang van de ontwikkeling van [kind X].