ECLI:NL:GHAMS:2019:717
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Gezamenlijk gezag en kinderalimentatie in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een man en een vrouw met betrekking tot het gezag over hun minderjarige kind en de kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder in eerste aanleg verzocht om gezamenlijk gezag over hun kind, maar dit verzoek was door de rechtbank afgewezen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had een verzoek ingediend voor het vaststellen van kinderalimentatie, welke door de rechtbank was toegewezen. De man stelde dat zijn inkomensvermindering, die hij zelf had veroorzaakt, niet in aanmerking moest worden genomen bij de bepaling van zijn draagkracht voor de kinderalimentatie. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende had aangetoond dat zijn inkomensverlies niet voor herstel vatbaar was en dat zijn inkomensvermindering buiten beschouwing moest blijven bij de bepaling van zijn draagkracht. Het hof heeft de bestreden beschikking gedeeltelijk vernietigd en bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. De kinderalimentatie van € 286,- per maand werd bekrachtigd, waarbij de man werd verplicht deze bijdrage te voldoen. De uitspraak benadrukt het belang van communicatie tussen ouders en de noodzaak om in het belang van het kind te handelen.