ECLI:NL:GHAMS:2019:633

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
3 maart 2019
Zaaknummer
200.244.680/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verplaatsing van ankers en ankerlijnen van woonboten in Amsterdam

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een machtiging die door Camping [X] is aangevraagd om de ankers en ankerlijnen van de woonboten van appellanten te verplaatsen uit een waterperceel dat door Camping [X] in erfpacht is uitgegeven. De voorzieningenrechter had eerder de vordering van Camping [X] toegewezen, met de voorwaarde dat de verplaatsing op eigen kosten en onder begeleiding van een onafhankelijke deskundige zou plaatsvinden. Appellanten betwisten de rechtmatigheid van deze machtiging en stellen dat zij aanspraak maken op het waterperceel op basis van verjaring. Het hof oordeelt dat de door appellanten bepleite aanspraken onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt en dat de voorwaarden verbonden aan de machtiging voldoende tegemoetkomen aan de belangen van appellanten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de grieven van appellanten af. Tevens worden appellanten veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaak- en rolnummer: 200.244.680/01 SKG
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/648954/KG ZA 18-550
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 februari 2019
inzake

1.[appellant sub 1] ,

2.
[appellante sub 2],
3.
[appellante sub 3],
4.
[appellant sub 4],
allen wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. M.F. van Hulst te Utrecht,
tegen
CAMPING [X] VASTGOED B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S.A.B. Boer te Amsterdam.
Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd dan wel met hun individuele achternaam aangeduid. Geïntimeerde wordt Camping [X] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaarding van 20 augustus 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2018, in kort geding onder voormeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Camping [X] als eiseres en (onder anderen) [appellanten] als gedaagden. De dagvaarding bevat de grieven. [appellanten] hebben op de dienende dag geconcludeerd overeenkomstig de eis als vervat in de dagvaarding. Camping [X] heeft vervolgens een memorie van antwoord met producties ingediend.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vordering van Camping [X] zal afwijzen, althans dat aan de gevorderde machtiging als voorwaarden wordt verbonden dat
(i) de ankerinrichting na verplaatsing van de ankers dezelfde mate van veiligheid en comfort biedt;
(ii) de ankers worden verplaatst door een professionele partij naar keuze van [appellanten] ;
(iii) Camping [X] zekerheid stelt ter hoogte van ten minste de maximale schade die bij losbreken van de woonboten kan ontstaan, althans zich voldoende verzekerd houdt voor de werkzaamheden aan de ankerinrichting en de eventuele schade die veroorzaakt kan worden indien op een later moment alsnog blijkt dat de nieuwe ankerinrichting onvoldoende is;
(iv) Camping [X] de kosten draagt voor het verplaatsen van de ankers;
met beslissing over de proceskosten.
Camping [X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben de zaak ter gelegenheid van de comparitie van partijen op 29 januari 2019 doen toelichten door voornoemde advocaten. Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2.1 tot en met 2.13 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten, die niet in geschil zijn en derhalve ook het hof als uitgangspunt dienen, luiden als volgt.
a. Bij besluit van 12 juni 2017 heeft de gemeente Amsterdam (hierna: de gemeente) een waterperceel aan de [adres 2] (hierna: het waterperceel) in erfpacht uitgegeven aan Camping [X] , overeenkomstig de erfpachtaanbieding van 1 juni 2016 en de acceptatie daarvan op 12 september 2016. Dit betreft het perceel kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] , met nummers [nummer] en [nummer] , afgebeeld op de als productie 1 bij inleidende dagvaarding overgelegde tekening. Doel van de erfpachtuitgifte was uitbreiding van camping [X] met een kampeereiland door gedeeltelijke drooglegging van het waterperceel. Camping [X] is een stadscamping die sinds 1997 is gevestigd aan het [adres 1] .
b. [appellanten] hebben in eigendom en bewonen aan de [adres 2] gelegen woonboten. De aan de [adres 2] gelegen woonboten, althans een deel daarvan, liggen er al sinds (ongeveer) de jaren zeventig of tachtig van de vorige eeuw. Zij beschikken niet over een ligplaatsvergunning, maar worden gedoogd. In het bestemmingsplan “Eerste herziening Nieuwe Diep 2012”, dat is vastgesteld op 14 maart 2018, zijn de woonboten niet opgenomen. Uit de handhavingsnota van de gemeente volgt dat de woonboten volgens de gemeentelijke plannen in de toekomst zullen verdwijnen dan wel worden verplaatst naar een andere locatie.
c. In het waterperceel bevonden zich enkele ankers met ankerlijnen die waren verbonden met de woonboten.
d. Voor de aanleg van het kampeereiland heeft de gemeente bestemmingsplan “Uitbreiding Camping [X] -herstel” vastgesteld. Tegen dit bestemmingsplan is door (onder anderen) [appellanten] beroep aangetekend.
e. Bij beschikking van 8 augustus 2017 heeft Rijkswaterstaat een vergunning verleend voor het verwijderen van slib en het aanbrengen van een ringdijk van geotubes ten behoeve van de uitbreiding van Camping [X] .
f. Bij (aangetekende) brieven van 2 februari 2018 heeft (de advocaat van) Camping [X] [appellanten] verzocht om medewerking te verlenen aan het lokaliseren en verplaatsen van de ankers en ankerlijnen tot buiten het plangebied en hen verzocht dan wel gesommeerd binnen vijf dagen te laten weten of zij bereid waren om daaraan te voldoen.
g. Bij brief van 13 februari 2018 heeft de gemeente aan Camping [X] desgevraagd toestemming verleend voor het verplaatsen van de ankers en ankerlijnen, onder het voorbehoud dat verplaatsing alleen plaatsvindt nadat Camping [X] hetzij minnelijke overeenstemming heeft bereikt met de bewoners van de desbetreffende woonboten dan wel gerechtelijke toestemming heeft gekregen.
h. Bij (aangetekende) brief van 5 april 2018 heeft de gemeente [appellanten] aangeschreven over “de eerste vervolgstap in het proces om het bewonen van de [adres 2] door woonboten c.a. te beëindigen” en meegedeeld dat op 23 april 2018 zal worden begonnen met het inventariseren van de aanwezige bouwwerken/ voorzieningen en aanhorigheden op het dijklichaam.
i. Bij uitspraak van 11 april 2018 heeft de Raad van State het onder 2.d genoemde beroep tegen het bestemmingsplan ongegrond verklaard.
j. [appellanten] hebben niet gereageerd op de hierboven onder f genoemde sommatie.
k. Op 1 juni 2018 heeft [A] (‘Senior Nautical Expert Maritime & Aviation’) van HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. (onderdeel van Royal Haskoning, hierna: Royal Haskoning) op verzoek van Camping [X] schriftelijk gereageerd op de vraag of het mogelijk is om ankerlijnen aan de waterzijde van woonboten die in de nabijheid van de camping zijn afgemeerd in te korten van ongeveer dertig meter naar twaalf meter met behoud van comfort en veiligheid.
In dit stuk staat onder meer het volgende:
“Veiligheid en houvast van het anker(…)Voor de veiligheid en het houvast van het anker kan het inkorten van de ankerlijn eenvoudig gecompenseerd worden door de ankerlijn zwaarder te maken, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een (stuk) ketting.Comfort op de woonboot(…) De bewegingen van de woonboot en daarmee het comfort op de woonboot wordt bepaald door de rek-karakteristiek van de anker- en afmeerlijn. (…)Het gewenste compromis in de rek (zodat een situatie wordt bereikt, vergelijkbaar met de huidige situatie) kan worden bereikt door bijvoorbeeld het combineren van kettingen en lijnen (…) Gesteld kan worden dat het mogelijk is om een configuratie van kettingen en lijnen samen te stellen welke dezelfde karakteristieken geeft voor rek en verplaatsing als in de huidige situatie.Opmerkingen(…)• Anker configuraties kunnen uitgerekend worden maar daarvoor zijn de exacte gegevens nodig van alle onderdelen. Behalve door berekening is het vinden van de ideale configuratie ook een proces van proberen en ervaren.• Bij het uitvoeren van de verplaatsing is het raadzaam om een tijdelijk verankering te maken en om voldoende reserve onderdelen en extra ankergewicht beschikbaar te hebben voor de ombouw (…)• Indien eerst nieuwe ankers en ankerlijnen worden geïnstalleerd dan kan er een periode volgen waarin de karakteristieken worden afgeregeld en de functie van de bestaande ankerlijnen geleidelijk wordt overgenomen.• Een veel gebruikt en bewezen alternatief voor het gebruik van ankers en ankerlijnen is het toepassen van afmeerpalen.”l. Bij brief van 26 juli 2018 heeft [B] , werkzaam (geweest) als kapitein op een chemicaliëntanker en binnenschipper sinds 1987, aan de voormalige advocaat van [appellante sub 2] en [appellant sub 4] onder meer geschreven:
“Niets is zo onberekenbaar als vele factoren die samen kunnen komen en zeker als het weer water en wind betreft. Over de houdkracht van ankers zijn vele beschouwingen verschenen, maar tot op heden is het nog steeds niet gelukt om via theoretische weg de houdkracht van een anker in een willekeurige bodem te voorspellen. Aldus dr.ir. [C] scheepsbouwdeskundige.(…)Een anker is het symbool van de gepersonifieerde hoop, vele zeelieden dragen het anker op hun arm. Een anker in de storm is dan ook de enige hoop op houvast als het anker gaat is alle hoop verloren.”[B] adviseert in de brief om geen risico’s met de ankers te nemen door de ankerlijnen in te korten, omdat een eventuele storm fataal kan zijn, als er te krap op theoretische berekeningen wordt gerekend. Uit de brief blijkt dat [B] ter plaatse is geweest en heeft geconstateerd dat sprake is van open water en een blubberige bodem. Volgens hem wordt het risico ter plaatse niet minder als het kunstmatige (eventueel overstroombare) eiland is aangelegd. Uit de brief kan ook worden afgeleid dat er ook geen garantie is dat de huidige situatie absoluut veilig is, maar dat een aanwijzing daarvoor kan worden gevonden in de omstandigheid dat het al een jaar of veertig goed gaat.
m. Bij e-mailbericht van 30 juli 2018 hebben de door Camping [X] ingeschakelde aannemers [D] en [E] meegedeeld dat de ankers hoe dan ook in week 35 (de week van 27 augustus 2018) verwijderd zouden moeten zijn, omdat anders de aanleg van het eiland ernstige vertraging zou oplopen in verband met (de planning en uitvoering van) het afvullen van de omheinende tubes en het uitvoeren van baggerwerkzaamheden, hetgeen bij lagere temperaturen problematisch wordt.

3.3. De beoordeling

3.1
Camping [X] heeft, na wijziging eis, veroordeling van [appellanten] gevorderd de ten behoeve van de door hen bewoonde woonboten aanwezige ankers en/of ankerlijnen in het waterperceel binnen vijf dagen na de te wijzen uitspraak los te koppelen, te verwijderen en te verplaatsen naar een locatie binnen een door Camping [X] aangeduide twaalfmeterzone, die buiten het waterperceel is gelegen en deze ankers en/of ankerlijnen uit het waterperceel verwijderd te houden, zodanig dat de ankers en/of ankerlijnen geen belemmering vormen bij de uitvoering van de werkzaamheden betreffende het aan te leggen eiland op straffe van verbeurte van dwangsommen. Voor het geval [appellanten] niet vrijwillig aan deze veroordeling zouden voldoen, heeft Camping [X] een machtiging gevorderd zelf voor loskoppeling, verwijdering en verplaatsing van de ankers en ankerlijnen zorg te dragen, zo nodig met behulp van de sterke arm. De voorzieningenrechter heeft deze vordering bij het bestreden vonnis toegewezen, met dien verstande dat zij heeft bepaald dat in geval Camping [X] van voormelde machtiging gebruik zou maken, zij dit op eigen kosten diende te doen en voorafgegaan door een onderzoek door en met medewerking van een deskundige die niet verbonden was aan Royal Haskoning. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met negen grieven op. Het door Camping [X] gevoerde verweer zal bij de behandeling van de grieven worden betrokken voor zover dit aan de orde zal zijn.
3.2
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat Camping [X] , nadat de grieven waren genomen en daarop was geantwoord, de ankers en ankerlijnen van de woonboten van [appellant sub 1] , [appellante sub 2] en [appellant sub 4] heeft doen verwijderen van hun oorspronkelijke locatie. Camping [X] heeft dit op eigen kosten gedaan en doen voorafgaan door een onderzoek van Bartels & Vedder B.V., Interdisciplinair Ingenieurs- & Consultancybureau, die op 3 oktober 2018 heeft gerapporteerd onder de titel “Ankerkracht berekeningen woonboten IJmeer aan het [adres 2] te Amsterdam”.
3.3
[appellanten] hebben met
grief 2betoogd dat Camping [X] niet een kort geding rechtvaardigend spoedeisend belang had bij de door haar gevorderde voorziening, omdat zij de uitbreidingsplannen reeds in 2012 had, zij in dat jaar ook door de gemeente is geïnformeerd over de ankervoorzieningen en zij vervolgens zes jaar heeft stilgezeten. Uit de hierboven weergegeven, niet in discussie zijnde, gebeurtenissen volgt evenwel dat van stilzitten geen sprake was, althans afwachten geboden was en pas op 11 april 2018 het beroep tegen voormeld bestemmingsplan door de Raad van State ongegrond is verklaard. Camping [X] heeft vervolgens Royal Haskoning geraadpleegd die op 1 juni 2018 heeft gereageerd, zoals ook reeds vermeld. De inleidende dagvaarding is hierop op 19 juni 2018 uitgebracht. Camping [X] heeft hiermee naar de omstandigheden voortvarend gehandeld. De stellingen van Camping [X] dat winterse omstandigheden de uitvoering van de benodigde baggerwerkzaamheden bemoeilijken of zelfs onmogelijk kunnen maken en dat stagnatie van de al begonnen werkzaamheden kosten veroorzaakt, zijn verder onvoldoende weersproken, zodat het hof daarvan uitgaat. Hiermee was het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening voldoende gegeven. Grief 2 faalt.
3.4
Met
grief 3en
grief 4is aangevoerd dat [appellanten] door verkrijgende althans bevrijdende verjaring het recht van eigendom dan wel een recht van erfdienstbaarheid hebben verworven ten aanzien van de van het waterperceel deel uitmakende grond waarin de ankers lagen en waarover de ankerlijnen liepen. De door [appellanten] bepleite aanspraken op deze grond zijn evenwel onvoldoende aannemelijk geworden om daaraan gevolg te geven in deze procedure. [appellanten] hebben de voor deze aanspraken vereiste bezitsdaden onvoldoende geconcretiseerd, laat staan onderbouwd, terwijl dit wel op hun weg lag. De enkele stelling dat de ankers en ankerlijnen sinds de jaren zeventig althans de jaren tachtig van de vorige eeuw in het waterperceel zijn gelegen is daartoe niet genoeg, aangezien daaruit zonder nadere feitelijke toelichting nog geen bezit kan worden afgeleid. Uit de ter zake overgelegde stukken, voor zover deze [appellanten] al betreffen, blijkt evenmin van bezitsdaden. Grief 3 en grief 4 falen.
Grief 5, waarbij kennelijk ook van eigendom of een erfdienstbaarheid wordt uitgegaan, strandt eveneens. In het enkele aansturen door de gemeente op een minnelijke regeling of een rechterlijke titel kan geen erkenning van een dergelijk recht worden gezien.
3.5
Ervan uitgaande derhalve dat [appellanten] geen aanspraak hebben op het waterperceel overweegt het hof dat [appellanten] hun ankervoorzieningen uit het door Camping [X] in erfpacht gekregen waterperceel dienden te verwijderen toen dat aan hen werd verzocht. Zij hebben evenwel verkozen niet te voldoen aan dat verzoek en overigens evenmin aan hun veroordeling daartoe in eerste aanleg op [appellante sub 3] na, die wel daaraan gehoor heeft gegeven. Camping [X] was daardoor naar het voorlopig oordeel van het hof gerechtigd jegens [appellant sub 1] , [appellante sub 2] en [appellant sub 4] gebruik te maken van de aan haar door de voorzieningenrechter verleende machtiging.
3.6
Bij
grief 6hebben [appellanten] de volgens hun stellingen mogelijk risicovolle gevolgen van de verplaatsing van het materiaal waarmee hun woonboten zijn vastgelegd en gestabiliseerd naar voren gebracht en daarop vervolgens, ook bij
grief 8en
grief 9, voortgeborduurd. Deze grieven zijn, zoals vermeld, geformuleerd toen de ankervoorzieningen nog niet waren verplaatst. Zij ketsen af op het gegeven dat [appellanten] primair verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en het comfort van hun woonboten en zij ook door Camping [X] en de voorzieningenrechter in de gelegenheid zijn gesteld deze veiligheid en dit comfort te waarborgen door zelf hun ankervoorzieningen te verplaatsen althans na verwijdering daarvan in hun ogen passende andere maatregelen te treffen. De aan de machtiging verbonden voorwaarden komen voorts naar het voorlopig oordeel van het hof vooralsnog voldoende tegemoet aan de belangen van [appellanten] Het hof ziet in het licht van het voorgaande geen aanleiding Camping [X] nadere verplichtingen op te leggen, zoals door [appellanten] in hoger beroep bepleit. Voor zover Camping [X] niet op juiste wijze van deze machtiging gebruik zou hebben gemaakt, zoals door [appellanten] ter zitting in hoger beroep aangevoerd, kunnen de desbetreffende stellingen geen effect sorteren in dit hoger beroep, aangezien zij zien op de uitvoering van het bestreden vonnis. Executiegeschilpunten dienen via de weg zoals weergegeven in artikel 438 Rv te worden aangebracht. De grieven 6, 8 en 9 falen derhalve ook.
3.7
Grief 7doelt kennelijk op de door de voorzieningenrechter aan [appellanten] gegeven termijn van vijf werkdagen na betekening van het vonnis om zelf tot verplaatsing van de ankers en ankerlijnen over te gaan. [appellanten] hebben, zo is bij deze grief naar voren gebracht, de werkzaamheden niet belemmerd. De voorzieningenrechter heeft dit ten onrechte in dit kader overwogen, aldus [appellanten] Wat hier ook van zij, in de voortdurend afhoudende houding [appellanten] ligt onder het geheel van de aan de orde zijnde omstandigheden reeds voldoende rechtvaardiging voor de hantering van deze termijn. Ook deze grief faalt.
3.8
Uit het voorgaande volgt dat de zaak niet van zodanige complexe aard wordt geoordeeld dat zij zich niet leent voor kort geding.
Grief 1, waarbij wordt betoogd dat dit wel het geval is, faalt daarom ten slotte eveneens.
3.9
Nu alle grieven falen, zal het vonnis waarvan beroep worden bekrachtigd. [appellanten] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Camping [X] begroot op € 726,- aan verschotten en € 2.148,- voor salaris;
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, E.K. Veldhuijzen van Zanten en
H.M.M. Steenberghe en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2019.