ECLI:NL:GHAMS:2019:57

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
15 januari 2019
Zaaknummer
200.239.568/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing afgewezen; belang van de kinderen en vaderrol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kinderen naar [plaats b]. De vrouw, die samen met de man gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefent over de kinderen, heeft aangevoerd dat haar huidige woning in [plaats a] te klein is en dat zij in [plaats b] een geschiktere woning kan vinden. De man, die de biologische vader van de kinderen is, heeft zich verzet tegen de verhuizing, omdat dit zijn betrokkenheid bij het dagelijks leven van de kinderen zou verminderen. Het hof heeft de belangen van de kinderen en de man zwaarder laten wegen dan die van de vrouw. Het hof oordeelde dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving moeten blijven wonen, waar zij regelmatig contact kunnen hebben met hun vader. De vrouw heeft haar verzoek om de kinderen tussentijds bij de man te mogen bezoeken ingetrokken, en het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om de afwijzing van de verhuizing te bekrachtigen, in het belang van de continuïteit en stabiliteit in het leven van de kinderen. De beslissing van het hof houdt in dat de vrouw niet met de kinderen mag verhuizen naar [plaats b] en dat de huidige zorgregeling in stand blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.239.568/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/13/637745 / FA RK 17-7133
Beschikking van de meervoudige kamer van 8 januari 2019 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [plaats a] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.J. Neijenhof te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats a] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. W.J. Eusman te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [kind A] (hierna te noemen: [kind A] );
- de minderjarige [kind B] (hierna te noemen: [kind B] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2018 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 18 mei 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 21 februari 2018.
2.2
De man heeft op 10 juli 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief met bijlagen van de zijde van de vrouw, ingekomen op 10 oktober 2018;
- een brief met bijlagen van de zijde van de man, ingekomen op 10 oktober 2018.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 19 oktober 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer A. Witting.

3.De feiten

3.1
Uit de vrouw zijn (in overleg met de man via de Stichting “Meer dan Gewenst”, een platform voor LHBT’ers met een kinderwens) geboren:
- [kind A] [in] 2014;
- [kind B] [in] 2016 (hierna samen ook: de kinderen).
De man is de biologische vader van de kinderen. De kinderen zijn door de man erkend. De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [kind A] . Bij de - in zoverre niet bestreden - beschikking van 21 februari 2018 is bepaald dat zij tevens met de uitoefening van het gezamenlijk gezag over [kind B] worden belast.
De kinderen verblijven bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans in hoger beroep van belang, het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats b] en hen daar in te schrijven op een door de vrouw te bepalen school/BSO afgewezen en is, op het zelfstandig verzoek van de man de verdeling van de zorg en opvoedingstaken bepaald aldus dat de man de kinderen bij zich heeft:
- gedurende vier weken van vrijdag 17.00 uur tot zaterdag 14.00 uur;
- vervolgens de ene week van donderdag 17.00 uur tot vrijdag 17.00 uur, en de andere week van donderdag 17.00 uur tot zaterdag 17.00 uur, met in de maand mei 2018 in plaats van een regulier weekend eenmaal van donderdag 17.00 uur tot maandag 17.00 uur;
- één hele week in de maand juli 2018, en één hele week in de maand augustus 2018, in onderling overleg nader te bepalen;
waarbij het aan partijen wordt overgelaten af te spreken wie de kinderen haalt en brengt;
waarbij de schoolvakanties vanaf september 2018 bij helfte worden verdeeld, in onderling overleg nader te bepalen.
4.2
De vrouw verzoekt - met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre -
- vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van de woonplaats van [kind A] en [kind B] , in die zin dat het de vrouw wordt toegestaan met de kinderen te verhuizen naar [plaats b] om aldaar te gaan wonen, althans een zodanige beslissing te nemen die in het belang van de kinderen is;
- vervangende toestemming te verlenen tot inschrijving van [kind A] op een door de vrouw aan te wijzen basisschool in [plaats b] , alsmede tot inschrijving van [kind A] op de buitenschoolse opvang in [plaats b] ;
- een zorg- en contactregeling vast te stellen tussen de man en de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur en dat de kinderen bij de man verblijven tijdens de studiedagen van school, op feestdagen zoals Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag en Tweede Pinksterdag en gedurende extra vakantiedagen, waarbij de kinderen in de vakanties maximaal vier aaneengesloten dagen bij de man verblijven. Het verzoek, te bepalen dat, indien het hof de kinderen gedurende een langere aaneengesloten periode bij de man wil laten verblijven, de vrouw in de gelegenheid gesteld wil worden de kinderen tussentijds bij de man te bezoeken, heeft de vrouw ter zitting ingetrokken. Althans heeft de vrouw gevraagd een zodanige zorg- en contactregeling te bepalen als het hof in goede justitie meent te behoren.
4.3
De man verzoekt het door de vrouw ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek om vervangende toestemming voor een verhuizing naar [plaats b] heeft afgewezen en voert daartoe onder meer het volgende aan. De huidige woning van de vrouw in [plaats a] is te klein om twee kinderen in te laten opgroeien. Een geschikt huis in [plaats a] kan zij met haar budget niet vinden. In [plaats b] kan de vrouw met dat budget wel een ruime gezinswoning aanschaffen. De kinderen zijn, gelet op hun jonge leeftijd, tot nu toe nog niet geworteld in [plaats a] . Bovendien zijn zij reeds vaak in [provincie] omdat de vrouw daar familie en sociale contacten heeft. Daarbij is de vrouw sinds 2014 werkloos en lukt het haar niet een geschikte parttime baan te vinden in [plaats a] . Bij Omroep [provincie] heeft de vrouw een dag meegelopen. Zij kan daar als freelance journalist voor één à twee dagen per week aan het werk als zij naar [provincie] verhuist. Daarnaast kan zij één à anderhalve dag in dienst treden bij haar moeder, van wie zij de vastgoedportefeuille in [provincie] zal kunnen beheren.
De reistijd voor de man zal beperkt blijven tot één uur en een kwartier, aangezien de vrouw in West- [plaats b] wil gaan wonen, dat vanaf [plaats a] gemakkelijk te bereiken is. Daarnaast is de vrouw bereid accommodatie voor de man te regelen wanneer hij tijdens de zorgregeling met de kinderen in [provincie] zou willen verblijven. Ook zal zij de kinderen daartoe brengen en halen in [plaats a] , zodat de reiskosten voor de man beperkt blijven.
De vrouw stelt een zorgregeling voor waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijven. Ter compensatie van de huidige zorgreling kunnen de kinderen eveneens bij de man verblijven gedurende studiedagen, feestdagen en extra vakantiedagen.
De bij de bestreden beschikking vastgestelde vakantieregeling acht de vrouw niet in het belang van de kinderen omdat zij nooit langer dan twee nachten achtereen bij de man zijn geweest en zij - gezien hun jonge leeftijd - niet gedurende langere tijd verwijderd dienen te zijn van de vrouw die immers hun hoofdverzorger is. Een periode waarbij de kinderen niet langer dan vier dagen, zijnde drie nachten, aaneengesloten bij de man verblijven, acht de vrouw derhalve meer in het belang van de kinderen. In de zomer van 2019 acht de vrouw een week aaneengesloten verblijf bij de man wel mogelijk.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw haar verzoek om de kinderen dan tussentijds bij de man te mogen bezoeken, ingetrokken.
Al met al meent de vrouw dat de verhuizing, gelet op het voorgaande, noodzakelijk is en dat zij deze voldoende heeft doordacht en voorbereid, waarbij zij alternatieven voor de man heeft voorzien om de gevolgen van de verhuizing voor hem te verzachten dan wel te compenseren. Zij wil de man op allerlei manieren tegemoet komen om ervoor te zorgen dat het contact tussen de man en de kinderen gehandhaafd blijft, aldus de vrouw.
5.2
De man heeft de verzoeken van de vrouw gemotiveerd betwist en daarbij onder meer het volgende aangevoerd. Indien de vrouw toestemming krijgt te verhuizen, zal de man geen deel meer kunnen uitmaken van het dagelijkse leven van de kinderen. Door zijn werk als purser bij de KLM is hij gebonden aan de regio Amsterdam/Schiphol. De man zal de kinderen bij een verhuizing naar [provincie] niet in hun schoolsituatie zien en de kinderen zouden in de weekenden dat zij bij hem zijn niet naar weekendsport of verjaardagen kunnen. Door de voorgestelde vakantieregeling zal de man niet op vakantie kunnen met de kinderen. De huidige woning van de vrouw in [plaats a] kan geschikt gemaakt worden voor bewoning met twee kinderen. Ook zou de vrouw met de verkoop van haar huidige woning een woning kunnen vinden in de omgeving van [plaats a] die vergelijkbaar is met de door de vrouw beoogde woning in [plaats b] .
Het is onduidelijk of de vrouw werkelijk heeft geprobeerd een baan te vinden in [plaats a] . Daarbij is de baan bij Omroep [provincie] onzeker, nu de omroep blijkens de overgelegde mails geen toezeggingen heeft gedaan aan de vrouw. Onaannemelijk is dat de vrouw werkzaamheden gaat verrichten in het noorden van Nederland met betrekking tot de vastgoedportefeuille van haar moeder, aldus de man.
5.3
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd de bestreden beschikking met betrekking tot de afwijzing van de verzochte toestemming tot verhuizing te bekrachtigen. Dit is in het belang van de continuïteit en de stabiliteit in het leven van de kinderen. Ten aanzien van de zorgregeling in de vakanties heeft de raad opgemerkt dat de bij de bestreden beschikking gegeven verdeling van de vakanties te ruim is, gelet op de leeftijd van [kind B] . Naarmate hij ouder wordt, waarschijnlijk vanaf zijn derde, zal de verdeling bij helfte wel gepast zijn voor zijn leeftijd. Voor nu adviseert de raad de zorgregeling tijdens de vakantie ten aanzien van [kind B] in aantal dagen te verminderen.
Vervangende toestemming verhuizing
5.4
Het hof overweegt als volgt. Nu het hier gaat om een geschil betreffende de gezamenlijke uitoefening van het gezag dient het hof een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient het hof echter ook alle omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en mee te wegen. Het belang van het kind dient daarbij een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is onder meer het volgende gebleken. Het belang van de vrouw bij een verhuizing naar [plaats b] is voor haar zwaarwegend. Duidelijk is geworden dat de vrouw zich niet gelukkig voelt in haar huidige woon- en werksituatie in [plaats a] en dat zij zich meer thuis voelt in [plaats b] in de buurt van haar moeder en broer, van wie zij veel steun ontvangt.
Onvoldoende aannemelijk is echter geworden dat het meer in het belang van de kinderen is om met de vrouw naar [plaats b] te verhuizen dan in [plaats a] te blijven wonen omdat de vrouw in [plaats b] in een voor hen betere woonomgeving terecht zou komen. Dat de vrouw in de regio Amsterdam/Schiphol geen ruimere woning kan vinden die geschikt is voor haar en de kinderen, is evenmin gebleken. Ook is onvoldoende gebleken dat het voor de vrouw noodzakelijk is om naar [plaats b] te verhuizen om inkomsten te kunnen verwerven. De door haar beoogde werkzaamheden voor Omroep [provincie] en ten behoeve van het beheer van de vastgoedportefeuille van haar moeder zijn onvoldoende zeker en concreet gemaakt om een verhuizing te kunnen rechtvaardigen, terwijl evenmin gebleken is dat laatstgenoemde beheerwerkzaamheden ook niet vanuit [plaats a] of omgeving kunnen worden verricht. Niet gebleken is dat Omroep [provincie] de vrouw een arbeidsrelatie zal aanbieden. De vrouw heeft tevens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij tevergeefs heeft getracht werk te vinden in de regio Amsterdam/Schiphol. De door de vrouw daartoe overgelegde mails onderbouwen zulks in elk geval onvoldoende. Van een noodzaak tot verhuizen op de door de vrouw aangevoerde gronden is dan ook onvoldoende gebleken.
Onweersproken is dat de man vanwege zijn werk als purser en nevenfunctionaris bij de KLM gebonden is aan de regio Schiphol. Ook heeft de man een ruime zorgregeling en is hij een betrokken vader die een actieve rol wil (blijven) spelen in het dagelijks leven van de kinderen. Een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats b] betekent een onvermijdelijke vermindering van het contact tussen de man en de kinderen en van diens dagelijkse betrokkenheid bij het leven van de kinderen, gelet op de reisafstand naar [plaats a] , en is daarmee niet in zijn belang. Deze vermindering van het contact met de man acht het hof eveneens niet in het belang van de kinderen. De door de vrouw voorgestelde extra omgangsmomenten gedurende studiedagen, feestdagen en vakantiedagen acht het hof, gelet op de huidige zorgregeling waarin de kinderen en de man elkaar wekelijks zien en de man betrokken is bij het dagelijks leven van de kinderen, daarvoor een onvoldoende gelijkwaardig alternatief.
Alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen om in hun huidige vertrouwde omgeving te blijven wonen waar zij regelmatig contact kunnen hebben met hun vader en het belang van de man om op de huidige wijze invulling te kunnen blijven geven aan zijn vaderrol, zwaarder wegen dan het belang van de vrouw bij verhuizing met de kinderen naar [plaats b] . Het hof zal het verzoek tot vervangende toestemming dan ook afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Zorgregeling
5.5
Aangezien het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing naar [provincie] zal worden afgewezen, behoeft het verzoek tot wijziging van de reguliere zorgregeling geen bespreking meer. Nu de vrouw haar verzoek, om bij een langduriger verblijf tijdens de vakanties van de kinderen bij de man ze tussentijds te mogen bezoeken, ter zitting in hoger beroep heeft ingetrokken, behoeft dit verzoek eveneens geen bespreking meer.
Nu de vrouw ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij ook bij afwijzing van haar verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing, een wijziging ten aanzien van de vakantieregeling verzoekt, behoeft dit verzoek nog wel bespreking.
Partijen hebben tot nu toe de (school)vakanties in onderling overleg verdeeld met het oog op het belang van de kinderen. De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat - gezien de jonge leeftijd van [kind B] - het verblijf bij de man gedurende vakanties voorlopig enkele dagen achtereen passend voor hem is, terwijl één week aansluitend verblijf rond de zomer van 2019 en in ieder geval vanaf [kind B] ’s derde jaar, mogelijk zal zijn. Na verloop van tijd zal een verblijf bij de man dan van steeds langere duur kunnen zijn.
De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij wat de vakantieregeling betreft in het belang van de kinderen wil handelen en niet ‘op zijn strepen zal gaan staan’.
Het hof gaat er vanuit dat partijen, in onderling overleg en zo nodig met hulp van Arkin, waar zij relationele therapie zullen gaan volgen, tot een voor de kinderen leeftijdsadequate verdeling van de vakanties kunnen komen. De in de bestreden beschikking bepaalde vakantieregeling is onder deze omstandigheden in het belang van de kinderen.
Het hof zal het verzoek van de vrouw dan ook afwijzen en de bestreden beschikking ook ten aanzien van de vakantieregeling bekrachtigen.
5.6
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 8 januari 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.